'Afbeeldinge vant Eylant Amboyna' (Ambon), 1599. (De tweede schipvaart der Nederlanders naar Oost-Indië onder Jacob Comelisz. van Neck en Wybrant Warwijck, 1598-1600, uitg. doorJ. Keuning, 's-Gravenhage 1942) Dat is slechts een klein aantal op het totaal van ruim 1.900 mannen, waarvan er zo'n 1.300 uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden afkomstig waren. Zo'n aantal is maar van beperkt belang, want het zegt niets over het werkelijke aantal Walcherenaren die op de VOC-schepen uitvoeren. Wat we er wel uit kunnen afleiden is dat Walcheren voor de kolonisatie van Batavia maar van geringe betekenis was. Voor de kolonisatie en de opbouw van een stad waren er niet alleen europeanen nodig, maar ook slaven en slavinnen. Er moest gearbeid worden aan de vestingwerken en het kasteel, aan de grachten en huizen en in de tuinen onder de stadsmuren. Batavia was voor de voedselvoorziening enerzijds afhankelijk van de tuinen en de afzet van groente op de pasar, maar anderzijds ook van de aanvoer van rijst uit met name Java en India. Volk 'ter peuplatie', dat had Coen nodig voor Batavia, evenals voor de Molukken en Banda, want ook daar was de oorspronkelijke bevolking of verdreven of in de ogen van de VOC niet geschikt voor werkzaamheden onder haar directe gezag. De VOC kon de slaven zelf niet allemaal halen, reden waarom bijvoorbeeld de vrijburger Jan Hendricksz. Zaal in 1620 het bedrag van 300 realen te leen kreeg om met het schip Nieuw Zeeland naar de kust van Coromandel te gaan om "slaven tot zijnen meesten profijt te bestellen en daar meede ter gelegener tijd herwaards te keeren". Dat zelfde jaar werden er echter al een aantal slavinnen aangebracht, waarop het manvolk "onderstaet een slavin- ne te koopen, deselve binnen haer huys te houden en daer mede als of 't man en wijff waar- en te converseeren. daar naar die moede zijnde, wederom verkoopen en weder een ander in plaetse nemen". "Sij misbruijken daar mede de heijlige instellinge Godes van den hou- welijken staat en sondigen op 't hoogste tegen God de Heere", voegt de secretaris van de 108

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 110