De rijksadviseurs adviseerden positief op dit verzoek, waarop een Koninklijk Besluit volgde dat een nieuwe subsidie a 2.000 gulden voor het lopende jaar goedkeurde. Aan het einde van het jaar kwam de rekening: 3.339 gulden. Dat wil zeggen 394 gulden hoger dan de beide subsidies van 945 gulden en 2.000 gulden samen. Ook in dit laatste bedrag moest een Koninklijk Besluit voorzien. In 1879 werd het college van rijksadviseurs opgeheven en in de Tweede Kamer besloot men het voorlopig wat kalmer aan te doen met subsidies voor monumenten. Uit een aantekening in het archief van Binnenlandse Zaken, afdeling Kunsten en Wetenschappen, blijkt dat De Stuers in 1881 een bezoek aan Veere heeft gebracht, en samen met Cuypers het stadhuis heeft gezien. Misschien hebben zij toen ook de Grote Kerk geïnspecteerd. In hetzelfde jaar heeft De Stuers zich trouwens ook met het 'Het Lam' bemoeid. Bij het onderzoek van De Stuers en Cuypers bleek dat de stadhuistoren opnieuw dringend herstel nodig had. Van de omloop vielen stukken naar beneden. Cuypers schatte de kosten op 1.500 gulden, maar daar had de gemeente natuurlijk geen geld voor. Zij verzocht opnieuw om een rijkssubsidie, teneinde "het sieraad van Veere, dit gedenkstuk voor het nageslacht", in stand te houden. Uit een andere aantekening van De Stuers blijkt, dat hij de reparatie wel nodig vond, maar op de begroting van 1882 en 1883 was daar geen geld voor beschikbaar: andere monu menten elders in het land hadden dringender herstel nodig. In 1883 herhaalden Burge meester en Wethouders hun verzoek, en De Stuers beloofde dat hij zou proberen om voor 1884 geld loste krijgen. Maar de Tweede Kamer verwierp zijn voorstel. Het volgende jaar smeekten Burgemeester en Wethouders opnieuw om steun want in de muren waren scheuren vastgesteld. Het jaar daarop werd bij Koninklijk Besluit 1.500 gulden toege kend. De Stuers wilde inzage in de plannen tot herstel en rijksbouwkundige Van Langeveld zou met het opstellen daarvan behulpzaam zijn. Een half jaar later werd het werk in orde bevonden en de beloofde subsidie werd overgemaakt. In 1889 waaide tijdens een storm de bliksemafleider naar beneden. De schade bedroeg 300 gulden, maar de gemeente had nog steeds geen geld. In 1893 waren nieuwe herstellin gen nodig a 3.140 gulden. Bij Binnenlandse Zaken was hiervoor op dat moment evenmin geld beschikbaar, maar misschien wel over een paar jaar. Wel droeg De Stuers de gemeente op om normaal onderhoud als verfwerk en herstel aan het dak voor eigen reke ning uit te voeren. Want de gemeente was volgens hem zeer goed in staat dit te betalen. Als zij het gebouw verwaarloosde, kon aan een rijkssubsidie niet worden gedacht. De gemeente verweerde zich met de medeling dat zij de laatste jaren regelmatig onderhoud had verricht. De volgende jaren werd over een subsidie voor het stadhuis niets vernomen. Misschien omdat de gemeente en De Stuers over andere zaken met elkaar in de clinch lagen. Maar ook in 1904, toen de geraamde herstelkosten waren opgelopen tot 3.900, gulden kwam er geen reactie uil Den Haag. Dat kwam wellicht omdat De Stuers daar niet langer referen daris was. Pas in de jaren 1931-1934 onderging het stadhuis een ingrijpende restauratie. Tot op de dag van vandaag vormt de stadhuistoren, samen met kolossale Grote Kerk, de Campveerse toren en de molen, het karakteristieke silhouet van de stad, van veraf zicht baar in het heldere Zeeuwse licht. De Cisterne Vanwege de verzilte bodem heeft Zeeland van oudsher een gebrek aan goed drinkwater. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 22