eigenlijk buiten het tijdsbestek van dit artikel valt, is zij interessant genoeg om er kort op in te gaan. Het linker huis, 'Het Lammetje', is in ons land één van de weinige overgebleven woon huizen in laat-gotische stijl. In 1881 verkocht de weduwe Kuiler-Van Oosten het huis aan Mattheus de Zomer, opzich ter bij de waterstaat van Veere. Hoewel deze een studie had gemaakt van bouwkunst, besloot hij het pand te slopen. Men was al begonnen vloerdelen, goten en dakpannen te verwijderen, toen Victor de Stuers met ontzetting de afbraak constateerde. Hij kocht het pand voor 800 gulden om het voor de ondergang te behoeden, met de bedoeling om het later aan het rijk af te staan. De weduwe Kuiler mocht voorlopig de kelder blijven gebrui ken.Vanaf de jaren '90 verhuurde De Stuers het pand als pakhuis voor steenkool, teer en touwwerk aan de plaatselijke timmerman. Eind 1906 besloot De Stuers het pand aan het rijk over te doen, onder voorwaarde dat het goed zou worden onderhouden. Bij een even tuele restauratie moest het pand met het aangrenzende poortje in oorspronkelijke stijl gehandhaafd blijven. Er mocht zo min mogelijk aan worden vernieuwd. Hij liet het aan het Rijk over een passende bestemming te bepalen. Misschien als woning vooreen ambte naar? Binnenlandse Zaken aanvaardde het aanbod, maar zat meteen voor het probleem wat met het huis aan te vangen. Het verkeerde in een zeer slechte staat; het kon in deze toe stand niet bewoond worden, en als pakhuis van scheepsmateriaal stond het aan brandge vaar bloot. Men besloot het pand eerst te restaureren, en daarna naar een verdere be stemming te zoeken. Beheer, onderhoud en restauratie werden opgedragen aan rijks- bouwkundige Vrijman. Deze stelde een restauratieplan op. Voor- en zijgevel en het trap penhuis zouden grotendeels moeten worden afgebroken en daarna hersteld met het uit de afbraak afkomstige materiaal. De restauratie zou geschieden volgens de oorspronkelijke bouwstijl. Toen hij een paar maanden later deze plannen vernam, schreef De Stuers een brief op hoge poten naar Binnenlandse Zaken. Hij wilde onmiddellijk inzage in het ontwerp van de restauratie, want het was een gebrek aan 'deferentie' voor hem. die zoveel belang stel de in onze nationale monumenten, dat hij niet op de hoogte was gebracht van de restaura tieplannen. Begrijpelijk was deze reactie wel. De nieuwste leerstellingen op het gebied van de restau ratie druisten geheel in tegen de principes van hem en van Cuypers. En deze leerstellingen waren ook van dien aard, dat men niet altijd gerust kon zijn op het resultaat. De nieuwe referendaris op Binnenlandse Zaken, J.A. Royer. opvolger van De Stuers. probeerde de zaak te sussen: er was geen sprake van een boycot, maar het was niet de gewoonte om een restauratie-ontwerp aan een particulier ter inzage te geven. De schenking was geen reden tot uitzondering. Overigens hoefde die niet te worden opgeblazen. Destijds was De Stuers daarvoor in de Kamer genoegzaam geprezen, maar het bleek nu toch wel een 'zieke oli fant' te zijn. De restauratie zou 17.000 gulden gaan kosten. Het was trouwens een techni sche restauratie: alleen vergane delen werden vernieuwd en alle oude vormen zouden behouden blijven. Het resultaat bleek na afloop goed te zijn uitgevallen. De architect Van Heeswijk heeft zich weten in te leven in de essentie van de oorspronkelijke bouwstijl. Toen het evenwel klaar was bleef het probleem bestaan: wat met het huis aan te vangen? Als het leeg zou blijven zou het opnieuw worden blootgesteld aan verval. Voorlopig wist men er geen oplossing voor. 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 27