Sinds een aantal jaren had het aangrenzende huis, 'De Struys', voormalig eigendom van
de gemeente, een nieuwe bestemming. In 1896 werd het gekocht door de schatrijke indus
trieel, wereldreiziger en kosmopoliet Albert Ochs. Op aanraden van zijn Belgische kunst
vrienden had hij in 1896 met zijn jacht een bezoek gebracht aan de haven van Veere. Hij
raakte op slag verliefd op het romantische stadje, en kocht het leegstaande pand.
Het huis was in 1561 gebouwd, waarschijnlijk als woning van een Schot. Het werd ge
noemd naar de gevelsteen, 'De Struys'. Aan de boogversiering op de gevel is nog goed te
zien dat het huis oorspronkelijk gebouwd was als spiegelbeeld van 'Het Lammetje'. In de
18de eeuw heeft het een ingrijpende verbouwing ondergaan in Louis XV-stijl. Het huis
werd in deze jaren als eigendom van de gemeente aan de Schotse natie verpacht. Na het
opheffen van de Schotse stapel kwam het terug aan de stad, en in de volgende eeuw werd
het dikwijls verhuurd. Bijvoorbeeld aan de aannemers van de kanaalwerken, die er hun
polderwerkers in onderbrachten. En ook in 1871toen scheepsbouwmeester Leendert van
der Staal het huis huurde voor zijn timmerlieden.
In 1883 gebruikte de plaatselijke zangvereniging de benedenzaal een tijdje voor de repeti
ties, maar na een paar maanden moest men vanwege de kou naar een ander lokaal omzien.
Driejaar later werd de kelder ingericht als bewaarplaats voor openbare dronkelappen. Het
huis werd bij gedeelten verhuurd, nu eens de kelder, dan weer de benedenzaal, dan weer
het achtererf, telkens voor een zeer lage huurprijs, zodat de opbrengst niet voldoende was
om het pand behoorlijk te onderhouden. Daarom vatte in 1877 de gemeenteraad het plan
op om het bouwvallige achterdeel te slopen, maar gelukkig werd dit plan op het nippertje
afgestemd. De gemeente was erg blij toen zij in 1896 het huis voor 1.200 gulden aan
Albert Ochs van de hand kon doen. De Stuers wilde weten of er bij de verkoop voorwaar
den waren gesteld dat het huis niet zou worden gesloopt. Met de koper van 'Het
Lammetje' had hij immers slechte ervaringen gehad. Deze clausule werd dan ook in de
verkoopacte opgenomen, maar het is de vraag of dat nu juist voor deze kunstminnende
koper noodzakelijk was.
In de eerste jaren gebruikte Ochs het huis als een vakantiehuis, maar het werd al spoedig
verzamelpunt voor schilders, kunstcritici en andere interessante lieden. Op avonden werd
er geconverseerd en gemusiceerd, soms in de lommerrijke tuin achter het huis, waar
Albert planten van over de hele wereld bijeen had gebracht. In zijn met antieke meubels
en oude kaarten ingerichte salon ontving Albert, hoffelijk levenskunstenaar en bohémien
als hij was, zijn gasten en men sprak er over Kunst en Leven. Onder de bezoekers waren
ook badgasten uit het nabije Domburg. Sinds het eind van de vorige eeuw had zich daar
rond de kurende prinsessen en hoge adel een kring van schilders gevormd, waarvan Jan
Toorop de centrale figuur was. Ter afwisseling brachten deze badgasten ook wel eens een
bezoek aan Veere. De schilders raakten bekoord door het heldere Zeeuwse licht, en dooi
de ongerepte sfeer van dit stadje. Zij gingen er regelmatig werken met penseel en palet.
Jan Toorop ontwierp het Roomskatholieke kerkje op de hoek van de Kaai en de Markt.
Enkele schilders vestigden zich voorgoed in Veere, zoals Lucie van Dam van Isselt (1871-
1949), W.F.J. A. Vaarzon Morel 1868-1954) en Jan Heyse 1892-1954). Het Schotse huis
van Albert Ochs werd op den duur een soort kunstenaarscentrum, waar kunstenaars soms
enige tijd verbleven. Zo schreef hier in 1910 Matthijs Rooseboom 'The Scottish staple in
the Netherlands'.
Wanneer men foto's van het vroegere Veere ziet, kan men zich voorstellen waarom kun
stenaars over dit stadje zo lyrisch waren. Vrouwen in Zeeuwse dracht liepen door de
26