verkoop voor de sloop. Alleen de Grote Kerk bleef gespaard, dankzij de bemoeienissen
van De Stuers.
Ook het gemeentebezit werd met de ondergang bedreigd, doordat de verarmde, gemeente
het onderhoud niet langer voor haar rekening wilde nemen en de tekorten in de gemeente
kas wilde aanvullen. De toren van het stadhuis en een deel van het Schotse huis 'De
Struys' werden met de sloop bedreigd. En wie weet wat er zou zijn gebeurd met de
Cisterne en de Campveerse toren, als deze nog langer zouden zijn verwaarloosd. Dankzij
De Stuers' ingrijpen werd de controle op het onderhoud hiervan door Gedeputeerde Staten
verzekerd.
De verkoop van het particulier bezit zou voor 'Het Lammetje' de ondergang hebben bete
kend als De Stuers niet op het laatste moment had ingegrepen. Veel andere particuliere
huizen zijn in deze tijd afgebroken omdat hun vroegere bewoners uit Veere waren wegge
trokken.
Dat het rijk, de gemeente en particulieren zo nonchalant omgingen met het eeuwenoude
erfgoed van Veere, is toe te schrijven aan de armoede en het niet als zodanig herkennen
van monumentale schoonheid. Ook bij verschillende departementen in Den Haag woog
het materiële geldsbelang zwaarder dan de immateriële historische waarde. Degenen die
de ondergang van het culturele erfgoed met ontzetting gadesloegen, behoorden tot een
beperkte groep van intellectuelen en de maatschappelijke elite, met name uit grote steden
als Amsterdam en Den Haag. Deze kring van belangstellenden was aanvankelijk nog
klein, maar groeide in de jaren zeventig. Ik neem aan dat dit nieuwe cultuurbesef in deze
jaren nog niet was doorgedrongen tot een geïsoleerde plattelandsgemeente als Veere. Het
stadje bleef vooralsnog verstoken van telefoon en telegraaf en kreeg evenmin aansluiting
op spoor en tram. Toch begon in Veere bij een enkeling het besef te dagen dat het eeuwen
oude erfgoed onvervangbaar was. Zoals de burgemeesters Snijders en Wijnmalen; zij
zagen in dat daarvoor moest worden gestreden met alle beschikbare middelen. Uiteinde
lijk werden de nieuwe opvattingen over de schoonheid van de monumenten van buitenaf
in bredere kring geïntroduceerd, en wel door het toerisme. Tot aan de Eerste Wereldoor
log betrof dit nog voornamelijk de 'leisure class', de maatschappelijke elite van welge-
stelden. intellectuelen en kunstenaars. Albert Ochs en Jan Toorop zijn hier voorbeelden
van. Beiden hebben daadwerklijk bemoeienis gehad met de monumenten van Veere.
De Stuers heeft aanvankelijk als rijksadviseur, later als referendaris op Kunsten en
Wetenschappen, veel gedaan voor de Nederlandse monumenten en ook voor die in Veere.
Genoot Veere zijn speciale belangstelling? Binnen het beperkte kader van mijn onder
zoek heb ik dat niet kunnen nagaan. Navorsing in zijn privé-archief, dat ten tijde van mijn
onderzoek ontoegankelijk was, zou hierover uitsluitsel kunnen geven. Vast staat dat De
Stuers nooit in 'Het Lammetje' heeft gewoond. Wel heb ik uit mondelinge bron vernomen
dat De Stuers bevriend was met de schilderes Lucie van Dam van Isselt. en daar wel eens
op bezoek ging.
Uit de voorafgaande paragrafen is gebleken dat na het vertrek van De Stuers op Kunsten
en Wetenschappen de Veerse monumenten enige tijd in de vergeethoek zijn geraakt. En
dat terwijl in deze jaren de monumentenzorg in Nederland meer gestalte begon te krijgen.
Ook de Veerse monumenten kregen nu in bredere kring erkenning. Toch zijn nadien de
Veerse monumenten nog wel bedreigd. Door de beide wereldoorlogen, door de waters
noodramp van 1953, door een brand naast het stadhuis in 1981, en gewoonweg door
ouderdom. Zo geschiedde het dat op de huwelijksdag van twee Veerse jongelieden de
31