van een grondige analyse van de kosten en baten van de hergebruiksonderneming, moet nu in veel gevallen ook rekening worden gehouden met de historische en monumentale waarde van het betreffende gebouw. Gaat het inderdaad om een historisch waardevolle, monumentale constructie, dan geldt nog niet zonder meer elk hergebruik als te verkiezen boven afbraak gevolgd door nieuw bouw. Deze keuze is afhankelijk van het antwoord op de vraag welke waarden precies in het geding zijn en hoe deze door de ontworpen wijzigingen worden gerespecteerd (in de gunstigste gevallen zelfs geaccentueerd). Een zodanige verminking van het oude dat vol ledige vervanging door iets nieuws in alle opzichten beter is, kan eenieder zich bij elk monument wel voor de geest halen! Dat de afwegingen soms heftige discussies tussen de diverse betrokkenen teweegbrengen, is vanzelfsprekend. Verliezen, in de vorm van min of meer ernstige aantasting van het monument, worden regelmatig geleden, maar daar naast zijn er ook veel voorbeelden waar hergebruik als een welkom redmiddel het monu ment te hulp is gekomen. De lijst van mogelijkheden is al schier eindeloos: een pakhuis als appartementencomplex, een stationsgebouw als woning, een douanekantoor als atelier, een kerk of een beursge bouw als theater of concertzaal, een buitenhuis of een molen als restaurant, een weeshuis als museum. Niet elke gebouwensoort is overigens even kwetsbaar wanneer het gaat om wijzigingen. Van pakhuizen bijvoorbeeld kan met enig recht worden volgehouden dat zij inwendig vrijwel elke ingreep 'aankunnen'. Hun interieurs zijn doelmatig, strak en een vormig en het gaat hier wat de monumentwaarden betreft voornamelijk om de gevelarchi tectuur en om de ligging ten opzichte van weg en water. Toch moeten wij ons realiseren dat bij ongewijzigde voortzetting van het beleid weldra geen monumentaal pakhuis meer zijn oude indeling zal bezitten, noch zijn gesloten uiterlijk (de luikopeningen worden bij verbouwing steeds omgevormd tot ramen). Veelvuldig is reeds geconstateerd dat kerken tot de wat het hergebruik betreft moeilijkste groep monumenten behoren. Bij een kerk gaat het vaak om het monumentale exterieur, om de functie als 'landmark', maar tegelijk vrijwel altijd ook om de monumentale waarde van de inwendige ruimte. Bovendien is in de meeste kerken op het moment van de plan vorming ten behoeve van het hergebruik nog een inrichting met meubilair, inclusief soms grote inventarisstukken zoals altaar, preekstoel en orgel, aanwezig. Zelfs bij de meest gunstige nieuwe bestemming (zoals bij die van concertzaal voor de Nieuwe Kerk te Zierikzee) heeft dit meubilair onder de veranderingen te lijden. In de Veerse Grote Kerk speelt het laatste probleem overigens geen rol. Binnen Zeeland zijn er (nog?) niet veel voorbeelden van ingrijpend 'hergebruikte' kerk gebouwen te vinden, zeker niet in de categorie van de meer omvangrijke monumenten. Voor met het hergebruiksplan ten behoeve van de Grote Kerk van Veere vergelijkbare ontwikkelingen moet daarom buiten de provinciegrenzen worden gekeken. Naar Hoorn bijvoorbeeld. Daar staat in het oude stadscentrum de Grote Kerk, een voor malige hervormde kerk die in 1985-1986 inwendig geheel werd verbouwd. Het meubilair verdween hierbij totaal en zowel op de begane grond als op de nieuwe, in de kerk 'gehan gen' verdieping werd een omvangrijke winkelruimte gecreëerd. Door de toegevoegde verdieping is het interieur onder de nog zichtbare houten gewelven in feite 'verlaagd' en hebben de zuilen hun basementen 'verloren'. Bovendien is boven de gewelven, in de kap pen, een reeks appartementen geconstrueerd, waarvan de aanwezigheid aan de buitenzij de wordt verraden door grote hoeveelheden in de dakvlakken opgenomen ramen. Het 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 42