Archeologisch onderzoek tijdens de
reconstructie van het Abdijplein in Middelburg
R.M. van Heeringen
Inleiding
Onze kennis omtrent de oudste fase van de stedelijke nederzetting Middelburg is nog
steeds uiterst beperkt. Het aantal geschreven bronnen is op de vingers van één hand te tel
len en voor raadpleging van het 'bodemarchief in een zo monumentrijke stad als
Middelburg krijgen we niet dagelijks de gelegenheid. Het was dan ook in mei 1991 een
bijzondere omstandigheid dat dertig jaar na het laa'tste archeologisch onderzoek binnen de
ring van de vroegmiddeleeuwse burcht zich opnieuw een gelegenheid aandiende voor een
onderzoek met de spade. Aanleiding vormde de reconstructie van het Abdijplein en de
vernieuwing van de riolering en de bekabeling onder het plein. Het doel van het archeolo
gisch onderzoek was om met zo gering mogelijk grondverzet - en dus verstoring - de exac
te ligging van de wal van de ronde burcht te lokaliseren. Na bemiddeling van de heer R.J.
Joosse van de provincie Zeeland en met veel improvisatietalent en welwillendheid van de
heren P.A. de Kam en J.M. Louwerse van de aannemer firma Janse uit Middelburg, bleek
slechts één plaats in aanmerking te komen voor een dergelijke opgraving. Op 6 en 7 mei
werd hier. pal voor de deur van het Zeeuws Museum, een 26 m lange proefsleuf gegraven
(afb. 1).
Na enkele inleidende woorden over de geschiedenis van het Abdijplein en de stand van
kennis voorafgaande aan het onderzoek in mei 1991. volgt hier een kort verslag van het
uitgevoerde bodemonderzoek. Er is afgezien van het gebruik van noten. Daarvoor in de
plaats is een vrij uitgebreide literatuurlijst opgenomen. Een uitgebreider verslag is opge
nomen in de Archeologische kroniek van Zeeland over 1991 in het 'Archief. Mededelin
gen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1992'.
Geschiedenis van het Abdijplein
De nu algemeen als historisch feit opgevatte veronderstelling dat de cirkelvormige platte
grond van Middelburg bepaald wordt door een 9de-eeuwse aarden ringwal, is gebaseerd
op een scherpzinnige, historisch-geografische analyse van J. Huizinga en H. van
Werveke. Zij wordt ondersteund door archeologische waarnemingen aangedragen door
de archeologen W.C. Braat en J.A. Trimpe Burger. Een nadere bepaling van de ligging
van de wal en de gracht berustte op de twee concentrische cirkels in de stadsplattegrond en
de opgravingen door W.C. Braat op vijf locaties in de stad toen in 1941 grote delen toe
gankelijk waren voor onderzoek als gevolg van het bombardement van 17 mei 1940.
Aan de hand van dit archeologisch onderzoek kon op twee plaatsen de overgang van wal
naar gracht worden vastgesteld. De breedte en opbouw van de wal en het profielverloop
van de gracht konden echter niet worden bepaald. Uiteindelijk verscheen in een rapport
53