i
Geen aderen
De 'elektrische tramin de jaren '20 onderaan de trappen in de Badhuisstraat, compleet met
bagagewagen. Tegen het voorfront de haak om het wissel om te zetten. Kon je doorheen rennen om
aan je vijanden te ontkomen. Gemeentearchief Vlissingen)
gaan was voor hen niet belangrijk, ze moesten toch tot hun veertiende jaar blijven hangen.
Veel van die jongens droegen nog klompen en hun broeken hingen aan bretels, die over
een trui waren getrokken. Ik werd naar school gestuurd met schoenen en bretels, die onder
mijn bloes waren vastgemaakt. Dit zinde de jongens in mijn klas niet en het gedonder
begon opnieuw. Ik probeerde een compromis. Zodra ik uit het gezichtsveld van mijn
ouderlijk huis was gekomen, trok ik m'n bretels over m'n bloes en meende zo aan de con
venties te hebben voldaan. De jongens lieten me met rust, maar toen ik de klas binnen
kwam zei de onderwijzer: ga je omkleden, zo heeft je moeder je niet naar school gestuurd.
Daar zat ik dus. Piet Meiboom, een klasgenoot, had het probleem meteen door. "Geef ze
een paar flinke opdonders" adviseerde hij, "of timmer ze met een stok op hun bast," voeg
de hij er voorzichtig aan toe, "wantje kunt niet boksen." "Waarom niet?" Ik had inderdaad
nog nooit echt gevochten, maar voelde dat er toch iets gedaan moest worden om uit dit
dilemma te komen. "Je hebt geen aderen in je polsen."
"Goeie boksers hebben dikke blauwe aderen in hun polsen en jij hebt niks." Ik zag inder
daad niks; hij zelf had ook niet veel, maar je kon toch wel flauw een paar blauwe strepen
onderscheiden. Zo ben ik in de straatvechterij terecht gekomen. Ik heb mooie strategische
plannen ontworpen. M'n tegenstanders opereerden meestal in een groepje van drie en
kwamen uit de meest onverwachte hoeken tevoorschijn. Ze kenden de route, die ik naar
huis moest volgen. Ze waren niet altijd op pad, soms hadden ze andere dingen om zich
80