voorbeeld: in de Segeerstraat had je een herenmode-zaak, vooral voor overhemden. Als je daar binnenkwam, stond de eigenaar in keurig kostuum als een rots achterin de winkel en bewoog nauwelijks. Voorin een bediende, ook model gekleed, die vroeg of hij je van dienst kon zijn. Je kocht een overhemd en vroeg wat het kostte. 'Daarvoor moet ik - onder danige blik naar achteren - daarvoor moet ik van meneer 3.50 vragen. Behalve in de bekende Nederlandse titulatuur werd het standsverschil voor vrouwen ook onmiddellijk in de aanspraaktitel vastgelegd. In de categorie adel tot en met de gegoede middenstand waren gehuwde vrouwen 'mevrouw'. Ongehuwde, volwassen vrouwen waren 'juffrouw' of 'freule', meisjes waren 'jongejuffrouw' (of freule), jongens 'jonge heer'. In de lagere middenstand was ook een gehuwde vrouw 'juffrouw'. Gehuwde vrou wen uit de arbeidersklasse werden met 'vrouw' aangesproken. Mannen uit de lagere stan den werden door de hogere standen doorgaans bij hun achternaam genoemd. Omgekeerd was het 'mijnheer' of 'mevrouw' of 'jongeheer' of 'jongejuffrouw'. Tot en met de mid denstand droegen de mannen hoeden, colbert, overhemd met losse stijve boord en das. De arbeiders zetten een pet op en trokken een blauwe kiel aan. Tussen deze mensen door bewogen zich dan vooral op marktdagen de Walcherse boeren en boerinnen in hun speci fieke dracht. Men ging nog algemeen ter kerke en de heren uit de hogere standen verschenen dan in jacquet (met uitgesneden jas-panden) of geklede jas (zonder). De dames hadden hun zon dagse japon aan, stemmig, maar zoveel mogelijk volgens de laatste mode en droegen hoe den waarvoor hetzelfde gold. Kijken en bekeken worden hoorden ook bij de kerkgang, 's Zondags werd er door adel. patriciaat en notabelen per rijtuig en gekleed in jacquet en hoge hoed visite gereden. Mensen, die elkaar vrijwel dagelijks ontmoetten, bezochten elkaar dan om vier uur 's middags voor een formele theevisite van twintig minuten. Adel tot en met gegoede middenstand hadden dienstmeisjes voor hele dagen, doorgaans voor dag en nacht, en meestal ook een tweede meisje en/of keukenmeid, al dan niet aange vuld met een werkster voor het ruwe werk. De lagere middenstand hield er een daghitje of een werkster op na. Aan de kleding van de dienstmeisjes was de status van hun meesters af te lezen. De dienstmeisjes van adel, patriciaat en notabelen droegen in de namiddag en avond een zwarte jurk, witte schort en wit kapje. Bij de gegoede middenstand bleef het kapje achterwege. Voor de andere categorieën was geen speciale kleding voorgeschreven. Iedereen werd geacht zich aan deze ongeschreven regels te houden. Ook in het onderwijs manifesteerde zich standverschil: Gymnasium voor de elite (althans de elite met hersens), H.B.S. voor de gegoede burgers, Ambachtsschool voor het volk. Hogere Handelsschool voor de lagere middenstand. Meisjes uit de hogere standen gingen ook wel eerst naar de chique Middelbare Meisjesschool, om daarna hun middelbare oplei ding in de vierde en vijfde klasse H.B.S. voort te zetten. De lagere scholen hadden ook hun etiket: klompenschool voor het volk en gewone school voor de burgerij in het openbaar onderwijs. In het Christelijk onderwijs: Gereformeerde volksschool in de Gravenstraat; Gereformeerde burgerschool aan de Herengracht; op het Molenwater de Hervormde volksschool, aan de Singelstraat de Hervormde burgerschool. Om deze scholen aan personeel te helpen had je een Christelijke en een Openbare Kweekschool". Dit verslag heeft niet de pretentie volledig te zijn, maar ook als het volledig was, zoudt u zien dat alles keurig was gecategoriseerd, dat iedereen z'n plaats kende en wist wat er op die plaats van hem werd verwacht. Grensoverschrijdende activiteiten werden eigenlijk 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 85