einem Tag im Frühling', 'Das gibt's nur einmal'. 'Die Fenster auf. der Lenz ist da". 'Adieu, mein kleiner Garde Offizier", 'Reich mir beim Abschied noch einmal die Hande', Tch bin von Kopf bis Fusz auf Liebe eingestellt', 'Der Wind hat mir ein Lied erzahlt' 'Fleimat, deine Sterne', 'Es war einmal ein Musikus' en noem maar op. Om dan niet hele maal voor een 'verschwartzter Narr' door te gaan. moet ik tussen haakjes nog wel even noemen dat de AVRO iedere zondagmiddag zijn programma om 4 uur begon met 'Happy days are here again'. Ik zou nog wel een aardig catalogusje kunnen samenstellen met executanten als Lotte Lenya, Mariene Dietrich. Greta Keller, Willy Fritsch, Herbert Ernst Groh, enfin, met dit lijstje kan ik ook nog wel even door gaan en dan heb ik de orkesten en componisten nog niet eens genoemd. In 1933. de 'Machtsübemahme' door de Nazis, hield alles vrij plotse ling op. Wie de grens over kon komen, vluchtte en wie die grens al over was keerde Duitsland voor goed de rug toe. In Amsterdam kregen we toen de Nelson Revue, in Den Haag de Fritz Hirsch-operette in de Prinsesse Schouwburg, in Scheveningen 'Die Pfeffermühle', het cabaret van Erica Mann. de dochter van Thomas Mann, die omstreeks die tijd in Noordwijk woonde. Er is over deze periode een boek te schrijven, maar zover ik weet speelde zich daarvan voor 1940 niets op ons dierbare Walcheren af en valt dus niet binnen het bestek van Walacria. Willem Keijn pikte deze trend dankbaar op en speelde met verve de ene Schlager-pot pourri na de andere, tracteerde ons op melodieën uit 'Die Blume von Hawaii' of die 'Lustige Witwe', was niet vies van de 'Dreigroschen Oper' en hield zijn repertoire bij door ook eens een liedje te brengen van Louis Davids of Kees Pruis, alles in eigen arran gementen. Aan meezingers deed hij niet, meefluiten mocht. Elders in den lande heb ik nooit zo'n figuur aangetroffen. 'Koperen Ko' met zijn trommels, bellen en harmonica zag je wel meer en was vooral voor kleine kinderen een attractie. Keijn behield zijn waardig heid en keek verachtelijk op als een dronkelap als 'Oekie Snoekie' met een bijl een grote ton tussen het winkelende publiek op de Kleine Markt trachtte door te drijven. Keijn werd een populaire figuur, die bij het stadsbeeld hoorde en op den duur met zijn spel meer ver diende. dan toen hij nog een burgerlijk baantje bij de bioscoop had. Dat zei men tenmin ste. In de oorlog speelde hij rustig door: hij had van de kuituurkamer geen last en soms keken de mensen verrast op omdat ze dachten dat ze het Wilhelmus hoorden. Dat was ook zo. Keijn de anarchist, laten we hem zo maar noemen, die natuurlijk het liefst via zijn piano het geacht publiek had verteld van 'geheel het raderwerk staat stil. als uw macht'ge arm dat wil', parafraseerde nu lustig op het Wilhelmus-thema voort. Wisten die Moffen veel! Keijn was misschien een rare snijer, ik kan het absoluut niet beoordelen, want ik heb alleen maar zo af en toe bij zijn piano gestaan, maar hij lijkt me toch een mandie zijn eigen waarde heeft hoog gehouden en daarom een plaatsje in de Vlissingse geschiedenis ver dient. Ik heb hier en daar wel eens geïnformeerd of iemand wist wat er van hem was geworden, maar een antwoord heb ik niet gekregen. In deze paragraaf breng ik hem gaar ne de hulde van een Vlissingse kwajongen. Een poosje geleden was ik in Vlissingen. Het was een heldere, winderige dag. Ik liet me verleiden met de lift naar het topje van de nieuwe Panorama-toren te gaan. Soms hebben Vlissingers nog wel eens een goed idee. Het stalen gevaarte misstaat nauwelijks en boven heb je een prachtig uitzicht over onze 'stad aan de Schelde'. Het donkere blauw van de toren harmonieerde met het dreigende grauw van de regenluchten en tussen de waaiende wolken door speelden een paar zonnestralen met de gevels aan de Nieuwendijk. Het 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 96