Twee denkpatronen op één kussen.
Laurens Ingelse en Neeltje Sanderse als modellen van
twee Walcherse mentaliteiten
Jan Zwemer
Zelfs terwijl wij met den wagen naar onze woonplaats, den
Oranjepolder, reden, konde zij niet laten te spreken van hetgeen zij dien
dag van wijze menschen gehoord had, en in welk gevaar wij verkeerden.'
Dien dag - dat is de vijfde november van het jaar 1778 en de twee men
sen die met paard en wagen van de donderdagse markt naar hun boerde
rij terugkeren, zijn Neeltje Sanderse en Laurens Ingelse. Nooit van zijn
leven was Laurens zo benauwd uit Middelburg teruggekeerd, schrijft hij
in zijn autobiografie. Zijn echtgenote, Neeltje Sanderse, was een verstan
dige vrouw, schrijft hij ook, en zij vreesde er niet alleen voor dat door de
strop een einde zou komen aan een gelukkig huwelijk van dertien jaren,
maar ook dat de overheid zich zou wreken aan hun jonge kinderen
Leyntje, Leyn en Wilhelmina.
Wat heeft een hereboer als Laurens Ingelse, die boert op één van de grootste pachtbe
drijven van Walcheren (248 gemeten land) en zoon is van de schout van Grijpskerke, te
duchten van de overheid? Laurens weet het goed genoeg en onwillekeurig denkt hij
terug aan de waarschuwingen van zijn vrouw gedurende het afgelopen jaar. Na 20 juni
van het vorige jaar, toen een onschuldige timmerman door de heren regeerders van
Westkapelle van huis en haard verbannen was, had hij, Laurens Ingelse, bij herhaling
zijn hulp aangeboden aan de ware vromen van Walcheren, de benadeelde partij die de
heren hadden willen treffen in de persoon van de timmerman. Ingelse hoorde zelf niet
bij die ware vromen, maar hij voelde zich geroepen voor de voorvaderlijke vrijheden
van het volk op te komen, en onbesuisd heeft hij dingen gezegd die als oproer hem aan
gerekend kunnen worden.
Neeltje Sanderse met haar veertig jaren staat anders in het leven. Ze heeft reeds meer
malen met de dood kennis gemaakt. Zeven jaar tevoren is een dochtertje overleden en
haar eerste man, Bartel Coppoolse, heeft ze in Grijpskerke aan de aarde toevertrouwd.
Toen ze van de inspanningen van Laurens voor de goede zaak vernam, heeft ze zich
daar sterk tegen verklaard en hem gezegd dat hij zich in groot gevaar begeeft. Een boer
moet op zijn land zijn en zich verder niet met politiek inlaten. Maar vanmiddag nog,
toen hij op de Balans gezien had wat voor pierewaaiers er bij waren onder het voetvolk
dat de grote heren naar Walcheren hadden laten komen, had hij gezegd: 'Je zou d'r êên
99