nadat op 17 maart de nieuwe psalmen zijn ingevoerd. Als dreigementen niet helpen,
besluiten de regeerders een voorbeeld te stellen en ontzeggen timmermansbaas IJsbrand
Leinse Borggraaf vanaf 20 juni de toegang tot de heerlijkheid en stad Westkapelle.
Deze daad slaat in als een bom en wordt het belangrijkste aangrijpingspunt voor Ingel-
se. De Korte en anderen om de regeringen van Walcheren van wanbestuur te beschuldi
gen. 'Wanneer toch,' zo schrijft Ingelse, 'zulk eene onwettige handelwijze niet kan
worden tegengegaan of gestuit, dan zijn wij die edele, van God ontvangene vrijheid
kwijt.' Niemand zou meer gerust kunnen zijn aangaande zijn woonplaats of beroep,
wanneer iemand verjaagd kan worden zonder dat er tegen hem een beschuldiging inge
bracht is.
De vrijheid waaraan Ingelse refereert, is de vrijheid die gefundeerd is in de tachtigjarige
vrijheidsstrijd. De schrijvers van de memorie aan de Staten van Walcheren uit 1774
baseerden zich er trouwens ook op. Zij citeerden de uitspraak van Willem van Oranje
dat met de Unie van Utrecht elke Nederlander 'een heer in het zijne' was geworden,
slechts van de wetten afhankelijk. Had men niet het zelfde recht als de voorouders
tegenover Philips de Tweede, het recht om te klagen over 'verongelijkingen'? Een
overheid die onrechtvaardig straft, zo stelt Ingelse, moet volgens Gods eis die zelfde
straf ondergaan. Wee, wiens koning een kind is, haalt Ingelse de Bijbel aan. 'dat is te
zeggen, een kind in het verstand, die de wet geweld aandoet.'(5) Zulke regeringsperso
nen. dat zijn de echte oproermakers en vrijheidsverstoorders. Trad de profeet Elia niet
in het krijt tegen koning Achab toen die de geboden Gods met voeten begon te treden?
En zijn kompaan Kornelis de Korte schrijft dat geweld, gepleegd aan onschuldigen.
'schreeuwt tot God in den hemel om wraak.'(6) De macht van de regeringen, zo
betoogt Ingelse, is immers geen souvereine macht. 'Zulk eene magt geeft God aan geen
menschen in de wereld, die in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren zijn,
die zijn te boos, en die heeft God allen, hetzij hoog of laag van staat in de wereld, onder
de wet gesteld.' Alléén aan God komt de souvereine macht toe en de regering ontleent
gehoorzaamheid en hoogachting onder het volk hieraan, dat zij 'Gods geboden, wetten,
inzettingen en getuigenissen' onderhoudt. Deze herkenning door het volk, en met name
door de kerngroep der ware gelovigen, van het juiste overheidsbeleid, is de crux in de
maatschappijbeschouwing van Laurens Ingelse en Kornelis de Korte.
In het Walcheren van de jaren 1770 is de verbintenis tussen de Calvinistische ortho
doxie en het idee van een gekwalificeerde, aan voorwaarden gebonden overheid, een
politieke noodzaak. In de loop der tijden hadden de meeste regeringspersonen zichzelf
de souvereine macht toebedeeld 'om te handelen met hunne onderdanen, naar hun
goeddunken, zonder gehouden te zijn, hun daarvan rekenschap te geven.' Had de bur
gemeester van Westkapelle het Kornelis de Korte niet toegevoegd, toen die ten gunste
van Borggraaf bij hem kwam pleiten: 'Ik geloof, dat de politieke macht een vaderlijke
macht is en dat de vader geen reden moet geven van de kastijding zijner kinderen aan
een ander.'(7) Zelfs al zou de mindere onschuldig veroordeeld zijn. dan nog zou hij het
geen oneer moeten achten om aan zijn meerdere schuld te bekennen.(8)
Terzelfdertijd was ook een aanzienlijk deel van de bevolking er toe gekomen om te erken
nen dat hun overheden een souvereine macht bezaten. Alzo in het gevlei gerakend bij die
overheden, wisten de mensen ambten, financiële voordelen of een broodwinning voor
zichzelf of voor hun kinderen veilig te stellen. De diepste oorzaak van deze erkenning,
meent Ingelse, was de oppervlakkigheid van de levensovertuiging van deze mensen, die
103