met God nauwelijks nog rekening hielden. Dit kwaad moest zich wel straffen, en wel door de hand van een regering die zich niet meer gedrongen voelde de rechten en de wetten Gods te handhaven. Maar niet alle landzaten waren tot oppervlakkigheid vervallen. Daar waren nog de ware gelovigen, zoals De Korte. Daar waren ook nog degenen die de Oude Constitutie met haar gekwalificeerde overheid niet vergeten waren, zoals Ingelse. Zij zijn het die in het geweer komen als Borggraaf verbannen is. Niet alleen zijn ze gekrenkt over de nieuwe psalmen, ze beklemtonen ook het verlies van de van God gegeven vrijheid: was de verplichte invoe ring van die berijming niet in strijd met de godsdienstvrijheid? Gemoedsdwang is ten opzichte van christenen niet geoorloofd, schrijft De Korte: 'Men moet in alles vrij zijn, namelijk in een christelijke vrijheid.' De rooms-katholieken werden overigens niet onder de christenen gerekend: behalve over het gebeurde met Borggraaf waren Ingelse en zijn medestanders zeer verontwaardigd over de toestemming die de Vlissingse regering had gegeven om een rooms-katholieke kapel op te richten in die stad. Van de vrijheid van de ware kerk echter, is het wel en wee van het land afhankelijk. God zegent een land omwille van de kerk. Dat is, zo betoogt De Korte, een reden te meer voor eenvoudige lieden om het bij de aloude orthodoxie te houden. Wie zou immers de straf Gods over zich willen afroe pen? Op Walcheren werd de visie op een gekwalificeerde, een gebonden overheid, en dus op de band van de overheid met de orthodoxie gelukkig nog gedeeld door 'het godvruch- tigste, braafste, grootste en verstandigste gedeelte des volks.'(9) Deze gemoedsgesteldheid van de bevolking heeft in lngelse's lezing van de gebeurte nissen ook invloed op de regering. Wanneer de regering namelijk begrijpt dat haar slechte behandeling van de ware gelovigen (in de persoon van Borggraaf) tot gevolg heeft dat de bevolking geen achting meer wegdraagt voor de heren, wordt de timmer man van zijn verbanning ontheven. Het is dan 27 oktober 1778 en Laurens Ingelse biedt Borggraaf zijn paard aan om als overwinnaar Westkapelle binnen te rijden. De overheid wil echter niet laten blijken dat ze toegevend is geweest en verspreidt geruch ten dat het onder dreiging van opstand is, dat men Borggraaf heeft laten terugkomen. Men laat soldaten naar Walcheren komen en de boerenleiders De Korte. Wisse en Ingelse worden opgepakt in de nacht van vier en in de morgen van vijf november. Dat is het verhaal waar ik mee begonnen ben. Nog lang zou ik verder kunnen vertellen over de vijf lange maanden gevangenschap van Ingelse in een kerker te Veere, of over het verblijf van De Korte in de burcht te Middelburg op een matras 'die braaf van luizen voorzien was'. Ik zou uitgebreid kun nen vertellen over de achtjarige ballingschap van Ingelse na zijn gevangenschap. Een ballingschap in Zeeuws-Vlaanderen, terwijl de Walcherse heren intussen geruchten over zijn kwade bedoelingen als oproerkraaier blijven rondstrooien. Ik zou kunnen ver tellen hoe die gevangenschap tot zegen wordt als Ingelse door de werking van de Geest tot Jezus wordt gebracht en uit vrije genade een gezaligd zondaar wordt. Hoe hij in Zeeuws-Vlaanderen omgaat met vrome mensen en nog meer trappen in de bekering beleeft. Hoe hij en Willem Pieterse Lous tenslotte een welkom onderdak vinden bij de tolerante regering van Aardenburg en de hoofdman van Sint-Kruis. Op 4 augustus 1787 eindelijk, na de Oranjegezinde machtswisseling waarbij de Patriotten voorlopig het onderspit delven, keert Laurens Ingelse terug naar zijn vaderland Walcheren en naar Neeltje Sanderse op de hofstee in de Oranjepolder. (10) Ik denk dat Laurens Ingelse en de zijnen, op dit eiland dat één van de meest met 104

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 106