De kerk van Grijpskerke in 1743, resultaat van gedeeltelijkeherhouw in het laatste kwart van de 16de eeuw. Kopergravure door H. Spilman naar tekening van C. Pronk. (Rijksarchief in Zeeland. Zei. III. II, 122). Souburg als burgerlijke gemeenten samen te voegen, nadat de kerkelijke vereniging drie jaar eerder had plaatsgevonden. Aanleiding daartoe was de bouwvallige staat van het kerkgebouw van West-Souburg.'7 Schaalvergroting onder invloed van de gemeentewet van 1851 Van het grootste belang was Thorbecke's gemeentewet van 1851uitvloeisel van de nieu we grondwet van 1848 die onder meer de invloed van de ambachtsheren op het plaatselij ke bestuur voorgoed beëindigde. De gemeentewet maakte een einde aan het eeuwenlange onderscheid tussen stad en platteland, én ze bood nadrukkelijk de mogelijkheid kleine gemeenten samen te voegen. Want de gemeente bestond in de opvatting van Thorbecke volgens het voorschrift van de grondwet: ze 'leeft in de Staat door de wil van de wetgever en door de wil van de wetgever zal [ze] sterven.'18 Al bij de behandeling van zijn wet in de Tweede Kamer had de minister als zijn overtuiging uitgesproken dat men de gelegenheid tot combinatie van kleine gemeenten 'op alle wijzen moet waarnemen.'1" In de Eerste Kamer klonk het een jaar later: 'Zoo iemand dan ben ik een voorstander van het versmel ten van de kleine gemeenten, daar waar de plaatselijke belangen zich niet te sterk daarte gen verzetten, in of met grootere gemeenten.'20 Klein was een gemeente naar het oordeel van de wetgever, indien het aantal kiezers voor de gemeenteraad onder de 25 lag. En kiezers waren alleen mannen, van tenminste 23 jaar, die bovendien voor een bepaald bedrag in de belastingen waren aangeslagen.21 Het 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 112