nelijk niet zo populair als in sommige Hollandse steden. Dat in de Sint Antheunisstraat
mag in het huidige stadsbeeld gelden als een uitzondering). De nijverheid, tenslotte, was
gevestigd op de wallen (molens) en in de zone tussen de binnen- en de buitengracht.
In de 19de eeuw liet de economie geen ruimte voor grote ondernemingen op het gebied
van het bouwen en bovendien was de instelling van de overheid er niet naar. De vereni
ging tot werkverschaffing 'Loon naar Werken' stelde zich in 1845 een verandering van de
wallen tot plantsoenen ten doel (die ook tot stand kwam naar het geslaagde ontwerp van
K.G. Zocher), niet het stichten van woningen.
Van alles overheersende betekenis in de 19de eeuw zijn de stedebouwkundige en bouw
kundige gevolgen van de aanleg van kanaal en spoorweg omstreeks 1870. Er kwam een
aan de stad grenzend terrein ter beschikking tussen het kanaal en de bebouwing van
Kinderdijk, Korendijk en Kousteensedijk. Een echte Stationsbuurt ontstond niet. Op de
hoek bij de Stationsbrug verrees een stationshotel, bekend geworden onder de naam Du
Commerce, maar het heefteen paar decennia geduurd voordat een ondernemer er brood in
zag aanpalend herenhuizen te bouwen aan de Loskade. Zelfs een Stationsstraat van aan
eengesloten bebouwing liet lang op zich wachten: geruime tijd sprak men nog van
Stations'weg'. Op het terrein achter de Loskade en van de stad uit gezien achter de coulis
se van de Korendijk kreeg uniform uitgevoerde volkswoningbouw een kans: de Eigen-
haardstraat. Omstreeks 1900 is achter de Nieuwe Poort een blokje middenstands
woningen in Jugendstil-uitvoering toegevoegd aan het heterogene mozaïek van de bebou
wing in deze buurt. Het lag voor de hand dat er zich aan het kanaal industrieën zouden ves
tigen. Dit is in beperkte mate het geval geweest: in de zuidhoek het uit 1859 daterende
bedrijf Boddaert en veel later 1889) in de noordelijke hoek The Vitrite Works.
Dit alles 'overkwam' de stad door het grote gebeuren van kanaal- en spoorwegaanleg bui
ten haar om. Van planning van stadswege was geen sprake, laat staan van zorg voor een
Middelburgs karakter, wat dal dan ook zou mogen wezen.
Vrijheid blijheid op vormgevingsgebied heerste ook in de oude stad. bijvoorbeeld toen
door particulier initiatief een nieuw gebouw voor de graanbeurs tot stand kwam 1846) en
bij de bouw van een pand voor 'De Vergenoeging' op de Markt 1848). Evenzo toen op de
hoek van de Lange Delft en de Burg een gat in de bebouwing moest worden ingevuld, ont
staan door de brand van juni 1857 die het Huis Arnemuiden en het huis De Gouden Burg
verwoestte.
De kerkvoogdij liet de Nieuwe Kerk door de stadsbouwmeester in een 'byzantijns'
gewaad steken, dezelfde stijl die ook werd gebruikt voor de gevel van het Gasthuis bij de
Noordpoort 1867) en voor die van de Hogere Burgerschool in de Sint Pielerstraat 1864).
Later volgden in gematigder stijl (en dus ook veel saaier) het IJkkantoor aan de Dam
(1879) alsmede de scholen aan de Nieuwe Haven 1881) en in de Lange Delft op de plaats
van het Huis Hardinck. eens woonhuis van Prins Willem I (1883).
Tegen het einde van de eeuw kreeg het Hofplein een nieuw gezicht. Er kwamen huizen op
het terrein dat na de afbraak van de Pieterskerk in 1834 een halve eeuw lang onbebouwd
gebleven was. Iets eerder was op de hoek van de Wagenaarstraat, tegen het door De
Stoppelaar aan het Zeeuws Genootschap geschonken Museumpand aan. een laag biblio-
theekpand gebouwd in eigensoortige stijl, een mengsel van rondboog en renaissance. Wie
de moeite neemt een en ander te gaan bekijken, kan constateren dat ten aanzien van de
rooilijn, de schaal en het stylistische karakter weinig rekening is gehouden met het verle-
11