Landbouw
Nijverheid
Van der Doef en Ratten, de twee burgemeesters. (Foto Ruben Oreel).
De geringe groei van de beroepsbevolking hangt samen met de mechanisatie van de land
bouw en de uitvoering van de herverkaveling op Walcheren, die omtrent 1956/'57 afliep.
De akkerbouw die 93% van de agrarische beroepsbevolking omvat (de Bevelanden 62%;
23% veeteelt en 15% tuinbouw) stootte veel mensen uit. De gemiddelde (kleine) bedrijfs-
grootte nam toe van 6,2 tot 10,3 ha. Er werden 212 landbouw- en 29 tuinbouwbedrijven
verplaatst, voornamelijk naar de Noordoostpolder en ook naar de Braakmanpolder bij
Terneuzen. In 1956 werkten ongeveer 500 arbeiders in de cultuurtechnische werken die in
1959 gereed waren. Tussen 1958 en 1989 nam de mannelijke agrarische beroepsbevol
king op Walcheren af van 3080 tot 1850. Door mechanisatie en ruilverkaveling nam rond
1960 het aantal losse landarbeiders met 50% af; zonder omvangrijke seizoenwerkloos-
heid kwamen vraag en arbeid meer tot evenwicht. Vergeleken met Nederland was de
samenstelling naar leeftijdsklasse ongunstig, zodat ook daardoor de afvloeiing versterkt
werd.
In 1960 werkten er in Zeeland nog 22.350 mannen en 2.250 vrouwen volledig in de land
bouw. In 1982 respectieveliljk 6.855 en 1.380. De gevolgen van de rationalisatie waren
dus verstrekkend: een achteruitgang in 22 jaar met 15.495 mannen of 700 per jaar. In de
volgende tien jaren was er nog een geringe verdere daling.
Wat de industrie betreft overwoog in Zeeland het kleinbedrijf. Zo ook op Walcheren. In
44