Beleid
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat zonder de industriële en commerciële impulsen
van de jaren zestig en zeventig Zeeland en Walcheren in sterke mate ontvolkt zouden zijn
geweest. Bij een verlies tussen 1947 en 1990 van ruim 24.000 arbeidsplaatsen voor man
nen in de landbouw had Zeeland zonder compensatie van nieuwe welvaartsbronnen
alleen daardoor al 100.000 inwoners minder geteld en Walcheren ruim 2300 minder
arbeidsplaatsen en 10.000 inwoners minder. De groei in de dienstensector was in Zeeland
tweemaal zo groot als die in de nijverheid.
Helaas heeft Zeeland daar te laat op ingespeeld. Zoals Drenthe in W.O. II zich bezon op
een sociaal-economische herstructurering, liet Zeeland nog enkele jaren na de oorlog dit
probleem liggen. Vandaar dat de provincie tien jaar later tot ontwikkelingsgebied werd
aangewezen dan Drenthe en andere gewesten buiten de Randstad. Toen die tijd daar was
heeft Zeeland economisch en psychologisch er zeer verstandig aan gedaan dit probleem te
koppelen aan het Deltaplan. Het argument bij uitstek was dat door deze koppeling de
baten van het Deltaplan pas goed konden worden benut. Te denken valt bij voorbeeld aan
de nieuwe verkeersverbindingen - Zeelandbrug! - en aan het inpolderingsplan voor het
Sloe, dat tegen relatief geringe bedragen tot een zeehaventerrein kon worden omgevormd
en dat in een tijd dat de algemene opvatting was dat Rijnmond vol raakte: het probleem
van de Randstad.
Het is moeilijk zich van de na-oorlogse traagheid een voorstelling te maken, maar er was
een zekere angst dat industrialisatie en stadsontwikkeling zouden leiden tot wat men al
voor W.O. II noemde: het mechanisme van de onkerkelijkheid. Daarmee hing samen de
angst voor het 'rode gevaar'In Rotterdam heerste dezelfde stemming aan het eind van de
vorige eeuw, toen havenstakingen onder de uit de provincie toegestroomde ongeschoolde
arbeiders uitbraken. Vijftig jaar eerder!
Onderzoek (zoals door Prof. Lohuizen en aan de Universiteit van Utrecht door Prof. Ter
Veen) en acquisitie (zoals in Limburg door de latere minister van Economische Zaken en
directeur van de P.L.E.M. al in 1933 werd gepropageerd en bewerkstelligd door het eerste
Economisch Technologisch Instituut) waren in Zeeland pas laat aan de orde. Een uitzon
dering moet worden gemaakt door de brochure 'Er op of er onder' van De Vink en De
Ranitz en voor het congres van het Departement Zeeland van de Maatschappij voor
Nijverheid en Handel in 1947: De toekomst van Zeeland. De Provinciale Planologische
Dienst en het Economisch Technologisch Instituut voor Zeeland namen deze draad snel
op.
De Provincie, de regio en het Havenschap Vlissingen-Oost zullen in nauwe samenwer
king ook nu hun krachten niet genoeg kunnen bundelen.
Veel dank ben ik verschuldigd aan het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening dat mij de arbeidsmarktbeschrij
vingen van 1949 tot en met 1982 ter beschikking stelde.
49