Donderdag 16 mei langs de slootkanten gras aan het snijden voor de geiten. Franse soldaten controleren na iedere luchtaanval greppels en sloten op parachutisten en zagen een verdachte figuur tel kens bukkend in een diepe sloot. Opa werd overmeesterd en verstond natuurlijk geen woord Frans. Hij is direct naar huis gekomen en is glad van de kook. Recht tegenover de Keiweg staat een eenzame boerderij diep in het land, het hof van Kodde aan het Slobberduinse pad. Iedere avond om acht uur zien we daar lichtsignalen, dat is de buren ook opgevallen. Mijn vader denkt direct aan parachutisten en gaat dat mel den aan de soldaten in het weeghuisje bij de overgang van de stoomtram aan het begin van de Keiweg. Die gaan er direct op af en doen een inval. Het blijkt dat iedere avond bij het melken de staldeur op en dicht gaat. Het blijft bij een ernstige waarschuwing. We moeten bij Huysntan in de rij staan voor brood en tijdens het wachten worden er grap jes gemaakt over de ongezuurde broden uit de Bijbel. Later begrijp ik waarom. De gist moet uit Delft komen en de aanvoer staat stil zodat we nu ronde platte broden krijgen, die bijna niet zijn gerezen. Ze vertellen ook dat er iedere nacht iemand in de werkplaats blijft slapen om plunderen te voorkomen. Vandaag beleven we onze eerste gasaanval. We ruiken allemaal buiten een vieze che misch stank zodat er wordt gegild: 'GAS'. We hebben natuurlijk geen gasmaskers, die hebben alleen de soldaten. Je moet dan een natte doek voor je gezicht houden, maar een buurvrouw roept dat het verdunde azijn moet zijn. Ondertussen waarschuwen we opa Koppejan, die buiten aan het werk is. Hij begint vreselijk te lachen om de paniek want hij heeft zojuist kunstmestzakken uitgeklopt. De mensen van De Schelde komen naar huis. We horen dat de scheepswerf is stilgelegd in verband met het gevaar en dat er door een Britse demolitieploeg springladingen worden aangebracht in de poten van de hijskranen. Er arriveert een Franse gemotoriseerde kolonne vanuit Middelburg. De soldaten zijn ongeschoren, haveloos gekleed en bekaf. Ze legeren zich midden in het dorp en gaan daar rustig in hun wijde soepjassen op de grond liggen slapen. Met hun lange geweren schieten ze op overvliegende Duitse vliegtuigen. De mensen vragen in hun beste Frans om daar s'il vous plait mee op te houden, het heeft geen enkele zin. Stel je voor dat de Duitsers ontdek ken dat er tussen al die vluchtelingen ook soldaten zitten en terug gaan schieten. Dan wordt het een massacre. Later vertrekken ze richting Vlissingen, dat betekent terugtrek ken, een slecht teken. De gewonde Franse soldaten verlaten met een auto ongemerkt het hospitaaltje en laten hun doden achter voor het Rode Kruis. Er passeren ook vrachtauto's, volgepropt met Nederlandse soldaten, bajonetten op het geweer. Op weg naar Westkapelle, door de Fransen teruggestuurd uit hun stellingen in Zuid-Beveland. 's Avonds moeten we nog even naar het postkantoortje. Boven Vlissingen beginnen ze vreselijk te schieten op een vliegtuig dat in de zoeklichtbundels is gevangen. Het vliegtuig schiet terug en we gaan schuilen in het weeghuisje van de stoomtram bij de Nederlandse soldaten. Die hebben de gewoonte om, al is het vliegtuig nog zo ver weg, het toch een paar geweerschoten achterna te zenden. Dus pakt een soldaat zijn geweer, laadt het en gaat naar binnen om een paar slokken bier te nemen uit een flesje dat op een plank staat, vloekt krijgshaftig en lost dan een paar schoten richting Vlissingen. 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 71