Vrijdag 17 mei 's Morgens vroeg vliegen er al Duitse Heinkel-11 1 bommenwerper/verkenners laag boven Walcheren. Het luchtdoelgeschut reageert fel. Boven Vlissingen wordt een vlieg tuig getroffen. We zien een smalle rookstreep uit de staart komen en het toestel zakt ver dacht. De rook wordt dikker en er verschijnt een vuurstipje aan de romp. Plotseling een explosie in de linker vleugel. Die breekt af en het vliegtuig molenwiek! omlaag en stort in zee, de vleugel er achteraan. We zien geen parachutes. Ook boven de dorpen vliegen de bommenwerpers heel laag rond rond op zoek naar weerstandsnesten. In de loop van de dag komt het kanonvuur dichterbij. Vanuit Vlissingen en vanuit zee beschiet men de naderende Duitse troepen. De Fransen schepen zich in in de Buitenhaven van Vlissingen. Het is een wilde vlucht met achterlating van al hun materieel en bezittin gen. 's Middags wordt Middelburg gebombardeerd en door de Duitse batterijen bij Lewedorp beschoten. Op verschillende plaatsen breekt brand uit. Als het donker wordt, wordt de vuurgloed ergeren zien we de vlammen hoog oplaaien. Mijn vader is naar huis gekomen. Burgemeester Van Woelderen vindt dat de ambtenaren nu bij hun gezinnen moeten zijn; in Vlissingen kunnen ze toch niets meer uitrichten. Zelf blijft hij op zijn post in het Wooidhuis. Ook de Hollandse soldaten laten merken dat het einde van de strijd nadert. Ze gooien hun wapens weg en trekken hun uniform uit als ze burgerkleding kunnen bemachtigen. Op het ogenblik dat de Duitsers aan de Sloedam binnen het schootsbereik van de kustbat- terij Dishoek komen, krijgen ze daar van hogerhand het bevel hun batterij op te blazen. Dat doen ze snel en vakkundig, daar hebben ze geen Britten bij nodig. Een order om voor bereid vuur af te geven op de Sloedam is nooit ontvangen. Onbegrijpelijk, ze hebben geen schot gelost en moeten zich nu in Biggekerke verzamelen. Sommigen lijken opgelucht dat het voorbij is. 's Avonds passeren onze jongens van de kustartillerie, die nog in de Bomvrije kazerne waren achtergebleven, het Dorpsplein op weg naar Biggekerke. Ook zij hebben niet gevochten, alleen gejaagd op denkbeeldige parachutisten. Een mevrouw uit Vlissingen vraagt of haar man er niet bij is, maar krijgt te horen dat die vermist wordt en dat het ergste wordt gevreesd. Ook boven Vlissingen hangen rookwolken. De bemanning heeft het wachtschip van de marine, de Noord-Brabant, in de Binnenhaven in brand gestoken en laten zinken. Om half acht trekt de Duitse voorhoede Vlissingen binnen en het schieten wordt minder. De Filistijnen zijn over ons. Het land bezet en toch naar bed, heel onzeker wat er nu verder gaat gebeuren, 's Nachts is het op het Dorpsplein nog erg onrustig. De brandweer is naar Middelburg om te helpen blussen maar door de weerschijn van de vlammen lijkt het of er op het dorp ook brand is. Net als op de andere dorpen hangt de witte vlag uit de toren. We hebben verloren maar het was geen eerlijke strijd. Het was een laffe overval en we verlangen naar de dag dat we ze dat betaald kunnen zetten. Zaterdag 18 mei Middelburg brandt nog steeds, maar we zien geen vlammen meer, alleen rook, want Middelburg ligt vanaf de Keiweg gezien juist achter de huizen van het dorp. Wel dwarre len voortdurend stukjes verkoold papier door de lucht en er komen halfverbrande docu menten omlaag, waarvan je soms de tekst nog kunt lezen. Het moet wel heel erg zijn in 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 72