Er zijn zes brieven, geschreven in de periode mei 1945 tot en met augustus 1945, bewaard gebleven. Hoogstwaarschijnlijk zijn dit alle brieven die Brakman in deze periode aan deze correspondent geschreven heeft, want zij sluiten wat inhoud betreft goed op elkaar aan. Aangezien er in deze selectie voor gekozen is vooral de inundatie van Walcheren te belichten, is er naar verhouding uit de eerste, omvangrijkste brief het meeste weggelaten. Het is opmerkelijk dat Brakman een aantal malen speculeert over hoe het vijftig jaar nadat hij schrijft met Walcheren gesteld zal zijn. Het was niet zo zeer onze bedoeling een analyse van de brieven te geven, maar meer om de tijdgenoot zelf te laten spreken. Zodoende is er ook niet getornd aan de terugblikken, die juist zo typerend voor deze brieven zijn. In de correspondentie is sprake van een bericht van de zijde van mejuffrouw Van Benthem Jutting per prentbriefkaart, maar deze staat niet ter beschikking. Aangezien er aanvankelijk geen mogelijkheid tot verzending van brieven was, is er met name aan de eerste brief enige dagen geschreven. Daarin schrijft Brakman als het ware in één adem over de gebeurtenissen vanaf 1944 (beginnend met de bevrijding van Nieuwland) van het ene onderwerp naar het andere, soms over gebeurtenissen in mei 1945, soms terug kijkend in tijd. De brief van 23 mei 1945. De eerste brief opent als volgt: 'Zeer geachte Dame, Waar U zooveel connecties met Zeeland hebt en voor Zeeland en de Zeeuwen gevoelt, kan ik mij indenken, dat U met verlangen uitziet naar berichten uit onze zwaargetroffen pro vincie. Of mijn brief Uw belangstelling zal bevredigen is een zaak, die U pas aan het eind zult weten en die ik al bij voorbaat betwijfel, wat intusschen geen reden is, om er geen poging toe aan te wenden. U hebt gelukkig nog meer Zeeuwsche correspondenten. Die zullen mijn tekortkomingen wel wat aanvullen. Het volmaakte is nu eenmaal schaars.' De brief vervolgt met een uitgebreid verslag van de bevrijding van Nieuwland en de angsten hierbij doorstaan. De aftocht van de Duitsers maakte veel indruk. Tijdens de inundatie was 'de ontmoediging, de verslagenheid der Duitschers, die daardoor plot seling intrad onbeschrijfelijk. Letterlijk schreiend van spijt en ergernis kropen ze uit hun onderloopende bunkers en trokken dik onder de modder langs mijn huis naar het droge Zuid-Beveland.' Dan gaat Brakman in op de achtergronden van de Zeeuwse kranten, die na de bevrij ding weer verschijnen. 'Foto's staan er helaas niet in. Of ik U daaraan kan helpen, weet ik nog niet. Pas op 11 November ben ik naar Middelburg gaan kijken. (De stad is op zes november 1944 bevrijd. D.N.) De Nieuwlandse weg was namelijk op twee plaatsen opgeblazen en grondig, hoor. Bovendien lagen er aanvankelijk tal van boomen, groote olmen over den weg, die de Duitsers met een patroon even boven den grond hadden doen neerstorten. De fietspaden zaten vol mijnen en zooals later bleek, ook de graskan ten en de hellingen en/of bermen. Deze laatste zijn nog niet mijnenvrij, zoodat er al eenige ongelukken gebeurd zijn. Er ligt daar beneden aan de dijk zelfs nog een men- schenbeen met een laars aan. Deze laars heeft weer al twee andere menschen van een voet afgeholpen, omdat die personen zooveel zin kregen in die goede laars, dat ze er heen wilden en daarbij op een mijn trapten, terwijl ook een kantonier een voet verspeel de door op een mijn te trappen. De heele oostelijke berm van de Nieuwlandse weg ligt nog vol oorlogstuig, waar niemand bij kan komen. Bovendien zijn alle boomen daar dood, door het instroomen van de Grenadierpolder. Alleen de boomen op den dijk, aan 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 83