Bezoek aan Rammekens
met een knal naar boven en vielen dood neer. Beide hadden op een mijn getrapt. Zoo
leerden we, dat we daar niet konden komen. Nu dat de rijweg gezuiverd was van mij
nen en nadat er daarna verscheiden auto's en wagens gereden hadden, ben ik er ook
eens op geweest. Het is een gruwelijke ruïne. De eens zoo fraaie, rijk beplante, groene
dijkweg is nu door het zeewater erg geschonden. De drie rijen boomen op den westelij
ke berm zijn dood en er beginnen hier en daar boomen te vallen door ondergraving ver
oorzaakt door het eeuwig woelende zeewater. De dijk is nu namelijk zeewerend gewor
den en daar natuurlijk niet op ingericht. Aan deze dijk en aan het verlengde daarvan, de
zoogenaamde Walcherse dijk spoelt enorm veel hout aan van Rommel palen
en ingestorte huizen en landbouwschuren.'
Na deze terugblik schrijft Brakman: 'Er spoelt minder meer aan en een groepje
N.S.B'ers moet er geregeld heen om een wagen hout voor Middelburg te halen, die ze
dan zelf moeten trekken. Jammer, dat er van dit houtbedrijf geen foto's gemaakt zijn.
Overigens is het werken met dat hout niet onverdeeld aangenaam. Velen krijgen
zwerende verwondingen. Men schreef dit toe aan de vele dierencadavers uit Ritthem en
Oost-Souburg die er drijven.'
'De overheid heeft zwemmen en baden in dit water verboden. Ook in de kanalen mag
hier niet gezwommen worden. Voor mij had die Nieuwlandsche opperwaterperiode in
verband met de eb en vloed op de kanalen in Walcheren nog een verrassing. Ons pol
derwater loost nu op het Arnemuidsch kanaal, dat is het kanaal van Nieuwland naar de
Arne. Met dat polderwater gingen allerlei drijvende dingen onzer onderwatergeraakte
weiden en velden mee het kanaal in en bleven dan tengevolge van de wisselende water
standen langs de kanaaldijken in het gras liggen. Natuurlijk heb ik er toen eens geke
ken, wat er zoo al in dat aanspoelsel zat. Het waren onze gewone slakjes bijvoorbeeld;
maar er waren twee verrassingen bij. Ie Vertigo pygmaea in flinke aantallen en 2e
Caecilliodes acicula in nog veel grooter aantallen van heel klein tot volwassen. Hier
mee zijn beide tot Nieuwlandsche gewone verschijnselen gepromoveerd, terwijl ze
vroeger werden versleten voor min of meer zeldzaam.'
'Eerst waren de wegen onbegaanbaar door regen en druk verkeer. Op 2e Kerstdag
vroor het flink, het water was reeds hier en daar berijdbaar met schaatsen. De
Walcherse dijk was hard en hoewel wat hobbelig toch goed begaanbaar. Het mooie
zonnige weer lokte uit tot een flinke wandeling. Ik besloot te trachten Rammekens te
bereiken, wat best gelukte. De hofsteedtes en arbeidershuizen kort bij den dijk hadden
al heel wat schade door het water opgeloopen. Nu zijn al die gebouwtjes volmaakt
gesloopt, ook het hof vlak voor Rammekens. Toen ik er aankwam was de gracht van
Rammekens, die aan de zuidzijde afvloeiing naar zee had, al leeg door de ingetreden
eb, maar de grote watervlakte van Welsinge was nog aan het afvloeien. Hierdoor stortte
het water van de verdronken velden meer dan een meter diep in de gracht en vormde
zoo bij het heldere zonnige weer een prachtige waterval van veel meer dan honderd
meter breed.'
"Op Rammekens woonde, toen ik er aanlandde, een arbeidersgezin in één der barakken
op het binnenplein. Deze menschen woonden er eenzaam, maar wel rustig. Ik kreeg de
gelegenheid het fort van binnen en van boven te bezichtigen. Er stonden nog afweer-
83