Toestand op Walcheren zomer 1945 Dan volgt in een brief van 3 juni een verslag van een nieuw bezoek aan Rammekens en de algemene moraal op het eiland. 'Vooral bij arbeid aan de algemeene werken in overheidsdienst is de kalmte uitnemend. Sommigen, die zoo gelukkig geweest zijn een stukje bouwland te pachten toonen intus- schen, dat ze nog van het oude ras zijn. En dan de tuinders. Die weten ook nog, wat werken is. Het aan hen beschikbaar gestelde land is veel minder onkruidvrij, dan hun vroegere kweekerijen, die door regelmatige trouwe bewerking vaak haast vrij waren van 'vuulte'. Ze worstelen van vroeg tot laat om hun gewassen zuiver te houden van het traditionele landbouwersonkruid. Vooral nu de meimaand door veel regen het wieden zeer bemoeilijkt heeft. We worden dan ook geregeld verblijd met spinazie en snijsla vol jonge onkruidplantjes Was ik nu maar een dertig of veertig jaren jonger, dan kon ik er nog heel wat plezier aan beleven, want stille vaarwaters worden altijd buitengewoon interessant uit natuur historisch oogpunt! Maar dan moet eerst de zeedijk bij Rammekens gesloten zijn en zoover is het nog niet, al hopen we, dat het nog dit jaar zal gebeuren. Intusschen ligt de Schorerpolder toch voor een groot gedeelte woest, want de bezetting heeft den polder tot mijnenveld bestemd, zoodat een keur-collectie bloemen des velds er welig tieren; voor den plantenliefhebber om te watertanden en... er eerbiedig af te blijven na deze extra werking der mondklieren.' Op 5 juli 1945 schrijft Brakman weer. Hij heeft nu inmiddels bericht van mejuffrouw Van Benthem Jutting gekregen; 'ook vreesde ik een beetje dat mijn brief, die veel te lang was geworden, U danig verveeld had. Enfin oude menschen vreezen altijd zoo een beetje... Dat U mijn brieven gespeld hebt, joeg me ook al weer een kleine schrik op het lijf. Ik heb ze in veel te snel tempo gepend. Hoeveel peccavi's heb ik al op mijn licht zinnig geweten.' Vervolgens gaat hij in op het verlies van familieleden in Breskens, de berichten uit de Duitse kampen, die in de pers beginnen door te dringen en de terugkeer van tewerkgestelden uit Duitsland. 'Dat U niet meer naar Zeeland komt, dit jaar, kan ik me goed indenken. U mist er intusschen nog al één en ander door!! Al was het maar al leen de grappige 'stadsomgang' over het smalle dijkje onmiddellijk binnen de Middel burgse stadsgracht aangelegd om de lagere buitenwijken te beschermen tegen Neptu- nus.' Bij het bovenstaande breekt hij de brief abrupt af en gaat op 8 juli voort en schrijft niet erg tevreden te zijn over de laatste brief, die inderdaad wat algemeen van aard is en waaruit ook voor dit artikel niet zoveel boeiends is te ontlenen. Nu echter komt Brak man weer op dreef en beschrijft de toestand van polders en dijken, er is hoge water stand in de watergangen en kanalen, waar men zich in Nieuwland zorgen over maakt in verband met de afwatering. Maar, schrijft hij: 'Erger zou het zijn, als we onder het zee water zouden komen, en ook daarop is nog een kans. De 'Nieuwe' Walcherse zeedijk die ons moet beschermen tegen de overvloed van de Ritthemse zee, waar wij maar 5 minuten gaans van af wonen heeft hel kwaad te verantwoorden. Zooals ik U al schreef, is men begonnen, den dijk wat te beschermen met Rommel-asperges. Deze bescher ming is intusschen weer al wat uitgebreid en nader versterkt met nog een tweede rij palen. Dat is een prachtige manier om te probeeren ons droog te houden en wij 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 88