halve eeuw geschat. Ik kan dat niet beoordelen, maar dat 20 jaar daar volstrekt niet vol doende voor is, weet ik uit eigen aanschouwing, in dien zin, dat een weide uit Hooge- lande, die na gescheurd te zijn, later weer werd ingezaaid, na twintig jaar nog niet kon concurreeren in opbrengst en kwaliteit met een niet gescheurde weide. Hoogelande was beroemd om zijn weiden! Arm Walcheren!' Het ruimen van mijnen en een bezoek aan de Kaloot 'U hebt wellicht met verbazing gelezen, dat men schapen gebruikt om mijnen op te rui men? Nu, dat komt meer voor. Een schapenhouder kwam na de bevrijding tot de ont dekking, dat zijn schor met landmijnen bezet was. Hij liet er toen de kudde overheen loopen. hield toezicht op den dijk en liet den herdershond de schapen geleiden. Er sneu velden meer dan 40 schapen, die na voldoende heen en weer loopen der kudde werden opgehaald en als slachtvee werden verkocht. Zoo is nu een gedeelte van het schor weer bruikbaar geworden en hebben de schapen weer wat te eten. Een zoon van den herder liep nog een niet doodelijke wond op bij het springen van een mijn.' Tot slot van de beschrijvingen: 'Op de Kaloot ben ik in April geweest. Daar was toen ook juist een enorme massa waren aangespoeld. De oude Marien (van 't Westeinde),de ongekroonde koning van die oorden heeft me rondgeleid. Hij had namelijk een aanstel ling van Engelsche zijde, in het Engelsch geschreven, als wetenschappelijk verzamelaar van fossielen enz. Hij was wat trots op zijn functie en liet ook rijkelijk 'doorschemeren' dat zonder hem geen enkel particulier op de Kaloot werd toegelaten. lederen dag ging hij verzamelen, zoodat anderen voor dat doel niet behoefden te komen. Eerst had een ander die eervolle functie vervuld, maar die vond nooit iets en toen heeft men Marien maar genomen. Dat hij elke morgen een paar uur vroeger op pad was dan zijn voorgan ger, zoodat deze altijd achter Mariens net aanliep, schijnt die onfortuinlijke functionaris niet geweten te hebben. Overigens had Marien de functie ook wel verdiend. Hij is in zulke zaken deskundig en bracht alle jutterij eerlijk aan behalve een enkel stukje choco lade, waar hij dol op is, zei hij; bij het afscheid werd me nog meegedeeld, dat ik altijd welkom was, maar om te verzamelen behoefde ik niet te koomen. De schelpen droeg hij af aan Goes, namelijk aan het Goese museum.' Slot Aan het eind van deze brief krijgt Brakman te horen dat het normale briefverkeer her steld is. Misschien is dat de verklaring dat tevens een einde komt aan zijn serie zeer uit voerige epistels, die vaak moesten wachten op verzending, zodat hij er telkens verder aan schreef. Een korte brief, gedateerd op 2 augustus 1945, besluit de serie en eindigt na de gelukwensen met het voorgenomen huwelijk van mejuffrouw Van Benthem Jutting met P.J van der Feen op een wat sombere toon; hoewel hij in een naschrift informeert of het bezoek aan het museum in Amsterdam en Artis weer op gang begint te komen Zo besluit Brakman: 'Als mijn levensomstandigheden het toelieten zou ik hier niet wil len blijven. Het is hier een grondig bedorven streek. Zuid-Beveland zou me in ieder geval honderd maal meer lijken. Of desnoods Brabant in een van de nog niet al te sterk ontgonnen gebieden, bijvoorbeeld ten Zuiden van Eindhoven. Ondertusschen is een 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 91