In januari 1884 stuurden een aantal ingezetenen van Veere (waaronder boeren, schippers,
sluiswachters, wagenmakers, broodbakkers en schoenlappers) een adres aan de koning.
Zij steunden het raadsbesluit tot verkoop van de beker. Door de al maar hoger wordende
inkomsten- en gemaalsbelasting vertrokken veel inwoners naar elders. Leegstaande hui
zen werden gesloopt, en ook het huis van de heer De Stuers, 'Het Lammetje' aan de Kaai
dat toch al in bouwvallige staat verkeerde, zou worden bedreigd aangezien er plannen
bestonden om de belendende percelen te slopen. Nu elke hoop op financiële steun van het
Rijk was vervlogen, zagen de ondergetekenden hun laatste kans in de verkoop van de
beker. Door de hoge opbrengst daarvan zouden de belastingen aanzienlijk kunnen worden
verlaagd, en zou men bovendien niet meer een beroep hoeven te doen op de Regering
(17).
Op aandrang van De Stuers, en na Koninklijke goedkeuring, vernietigde de Raad van
State uiteindelijk het gemeenteraadsbesluit (18). Omdat de beker de laatste tijd zoveel in
de belangstelling had gestaan en de grote waarde alom bekend was, werd er een speciale
brandkast voor gemaakt, opdat de burgemeester niet langer de beker 's avonds op een
geheime plaats hoefde weg te zetten 19).
Eind 1885 probeerde de gemeenteraad het voor de derde maal. Men wilde de beker in
bruikleen afstaan aan het Rijksmuseum in ruil voor een subsidie (20). Maar De Stuers
vond dit voorstel in strijd met de bepalingen uit de giftbrief. Als Veere later ooit de beker
aan een particulier in bruikleen wilde geven zou het Rijk zich daar nooit tegen kunnen ver
zetten. De bruikleen ging dus niet door en de subsidie evenmin, want Veere had de laatste
jaren weer een sluitende begroting (21
Ten einde raad deed de gemeente in 1886 een verzoek aan Den Haag om de accijnsheffing
op gemaal en gedestilleerd te mogen verlengen. Bij bespreking in de Tweede Kamer werd
dit voorstel weer in verband gebracht met de verkoop van de beker. De twee Koninklijke
Besluiten tot vernietiging van het raadsbesluit werden aangevochten: Veere zou best
gered kunnen worden uit zijn ongeluk, als het de stad maar werd vergund om de beker
tegen een zo gunstig mogelijke prijs van de hand te doen. Het raadsbesluit was destijds
vernietigd, omdat het strijdig was met het algemeen belang om voorwerpen van kunst en
geschiedenis te verkopen. Maar. zo vroeg een kamerlid zich af, gold het hier wel een voor
werp van historische waarde? Maximilaan van Bourgondië had zich als verkwistende
bastaard niet erg verdienstelijk gemaakt voor onze natie, en de op de beker afgebeelde
veldslag was evenmin een eervol wapenfeit van zijn neef geweest. Moesten ter nagedach
tenis hieraan de Veerenaren duurder brood blijven eten? Het was het toppunt van onrecht
om nabestaanden niet toe te staan hun erfenis te verkopen. Als men dit door middel van
een wel zou willen gaan verbieden zou kunstbehoud duur worden betaald! Minister
Heemskerk van Binnenlandse Zaken antwoordde dat als aan Veere de verkoop zou wor
den toegestaan, andere steden ook hun kunstschatten zouden gaan verkopen om hun
schulden af te lossen. Zo zouden bijvoorbeeld uil Haarlem schilderijen van Frans Hals
naar het buitenland kunnen verdwijnen! Het was in Veere's eigen belang dat de beker
behouden bleef, want van tijd tot tijd kwamen er buitenlanders om de beker te bewonde
ren. Tenslotte besloot de Kamer om aan Veere de verlenging van de accijnsheffing toe te
staan.
In 1888 werd de beker opnieuw voor een tentoonstelling in bruikleen gevraagd, en weer
werd dit verboden (22). Een jaar later volgde andermaal een adres van de ingezetenen aan
96