Vluchteling in Koudekerke, één van de 7000 A.H. van Dijk Zondag 12 mei 1940, eerste Pinksterdag en de derde dag van de meioorlog Dit dagboekverhaal is gebaseerd op het nooit uitgegeven Oorlogsverslag van Adrie van Dijk. Ik heb dat in de meidagen van 1940 in telegramstijl genoteerd en ook in briefvorm verstuurd. In 1942 'in het net' geschreven en aangevuld met mijn herinneringen en de betreffende documenten. Destijds door L. W. de Bree bij het schrijven van Zeeland 40-45 in zijn tekst verwerkt en ook enkele malen geciteerd. Het is een stralende Pinkster, maar nog wel wat fris. We werken sedert eergisteren met een paar padvinders en padvindsters als koerier in het ziekenhuis Bethesda aan de Koude- kerkseweg in Vlissingen. Koerier is een avontuurlijke naam voor een boodschappenjon gen van twaalf jaar, die helpt bij allerlei klusjes, zoals aardappels schillen en bedden versjouwen. We plakken stroken bruin papier op de ruiten tegen rondvliegende glasscher ven en blinderen de ramen van de operatiekmer met zwart verduisteringspapier. Heel offi- ceel, in het volledige padvindersuniform compleet met hoed en mijn grote padvinders dolkmes, want het is oorlog. Als ik naar mijn dienst ga fiets ik eerst nog even langs de Verkuyl Quakkelaarstraat. Daar is gister een Franse luchtkruiser neergestort, maar we kregen toen van het ziekenhuis geen toestemming om te gaan kijken. Het wrak ligt in een voortuintje. Het huis is uitgebrand en gedeeltelijk ingestort. Op een van de richtingsroeren staat met krijt geschreven: 'Niet aan raken. Levensgevaarlijk'. Heel begrijpelijk want omstanders vertellen dat ze die vliegtui gen voor het opstijgen met vergif insmeren, net als de Indianen hun pijlpunten. Rond de middag ben ik op zaal en hoor bommen fluiten. Ik ren naar het raam en zie een Duitse bommenwerper laag overvliegen. Er komen rookpufjes uit de staart. Is het schieten of wordt hij geraakt? Vlakbij spuiten rookzuilen omhoog met stukken steen en meubilair. De bommen vallen in de Scheldestraat en op de Apostolische kerk op de hoek van de Singel. Er zijn zes doden en de gewonden worden in de hal van het ziekenhuis neergelegd. De speciale sfeer van de zondagmorgen is daarmee verbroken. We gaan nieuwsgierig kij ken want het zijn de eerste gewonden die we zien. Twee van onze koeriers worden met een smoesje naar de keuken weggewerkt omdat hun ouders bij de slachtoffers zijn. Als de drukte weer wat voorbij is zitten we bij de medische studenten op het muurtje van de ingang. De conciërge staat naast ons in het zonnetje de operatiemessen te slijpen op een oliesteentje. Dan horen we schieten en kogels fluiten. Het blijkt dat het Nollebos wordt 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 65