Van de redactie Een nieuw nummer van de kroniek van Walcheren. Walacria 6, zesde deel van een jaar boek, waarin documentaires van een streek zijn gebundeld. In het jaar waarin wordt her dacht dat vijftig jaar geleden de bommen van de bevrijders van de Duitse bezetting gaten sloegen in de dijken bij Westkapelle, Veere, Ritthem en Vlissingen waardoor Walcheren overstroomde, besteedt Walacria aandacht aan die gebeurtenis, en aan hoe Walcheren zich daarna ontwikkelde. De terugblik naar een halve eeuw geleden geeft aan het Walcherse heden een overzienbare historische diepte, die boeiend is voor de actuele bele ving van het Walcherse 'stad en land'. Niet alleen de inundatie van 1944, maar ook de eerdere oorlogsherinneringen uit 1940 vormen een decor voor dit jaarboek. Natuurlijk zijn er changements. Een Joodse begraaf plaats, een zilveren beker, een Walcherse mentaliteit en een doip te veel worden in oudere decors op toneel gezet. Is Middelburg niet een parel onder de Nederlandse steden? Welke bewoner of bezoeker die nieuwsgierig en leergierig zijn ogen in het stadsbeeld de kost geeft, komt niet onder de indruk van de stedebouwkundige en architectonische gevarieerdheid. Het eerste verhaal in deze aflevering van Walacria is als het ware een gids voor die nieuwsgierigen. Als reactie en aanvulling op een artikel in deel 5 van Walacria door G.B. Schoenmakers over De 'Middelburgse Sfeer' tekent C.A. van Swigchem een prachtige karakterschets van het huidige Middelburg. 17 mei 1940 was een zwarte bladzijde. Waren erbij een catastrofale brand in 1929 reeds 20 monumentale panden in de as gelegd, op die 17de mei van 1940 gingen er 573 in vlammen op als gevolg van het zinloze Duitse bom bardement. Bij die verwoesting is een stadsdeel verloren gegaan 'waarin vele tijdperken vertegenwoordigd waren en een eeuwenlange continue ontwikkeling afleesbaar was. Verloren gegaan, onherroepelijk! Wat kan een wederopbouw daar tegenover stellen?' Van Swigchem beantwoordt die vraag met een deskundigheid, die zijn lezers in vervoe ring brengt, hen als het ware uitnodigt met hem mee te lopen door de stad en te kijken naar de oplossingen, die een ander tijdsbeeld representeren. Toen Middelburg in 1975 tijdens het burgemeesterschap van drs. P.A. Wolters als Europese monumentenstad van het jaar werd uitgeroepen was dat een mijlpaal waarbij tevens eer werd bewezen aan de stedebouwers en architecten die hun naam aan de weder opbouw, de restauraties en renovaties verbonden hebben. Namen als die van ir. P.Verhagen, ir. A. van der Steur (stadhuis), ir. H. van der Kloot-Meyburg en ir. A. Rothuizen (abdijkerken), alsook Jan de Meyer (abdijtoren), jhr. ir. J. de Ranitz, ir. H. Klarenbeek, prof. ir. J.F. Berghoef, en ir. H. de Lussanet de la Sablonière, die met groot doorzettingsvermogen de vrijwel totaal verwoeste abdij in oude luister wist te herbouwen. Dat Cees Dam een generatie later in opdracht van het provinciebestuur opnieuw aan het abdijcomplex architectonische vormveranderingen heeft doorgevoerd om het aan eisen van moderne functies en de moderne tijd aan te passen, doet niets af aan de prestatie van De Lussanet. Hij heeft in een zeer moeilijke periode de abdij haar tijdloze schoonheid teruggegeven, gericht op de functies, waarvoor de gebouwen bestemd waren. De stad 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 7