Hijsen in Middelburg, een verhaal over oude stadskranen
behoefte aan hefvermogen toenam, veranderde de constructie van (draai
bare) spilkranen in vast gefundeerde constructies. Daarbij werden de kra
nen steeds hoger om de vracht uit het schip zijwaarts op de wal te kunnen
trekken. Op de prenten zien de middeleeuwse kranen er tamelijk eenvou
dig uit, ze lijken wel uit één fabriek te komen.
Van zeer veel havensteden zijn kranen uit de Middeleeuwen bekend. We
noemen er een reeks: Damme, Brugge, Mechelen, Antwerpen, Gent.
Nieuwpoort, Middelburg, Vlissingen, Veere. Brielle, Haarlem, Rotterdam.
Amsterdam, Kampen. Dordrecht, Keulen en Trier. Het waren allemaal
kranen met links en rechts een treerad buiten het kraanlichaam. Hierdoor
werd een zware as aangedreven, die de reep (hijstouw) op- en afwond. De
reep werd door de kraanarm heen naar de haak gevoerd. Aan de achterzij
de van de kraan was dan een tegenwicht, een staartstuk waarmee de kraan
op de spil rond gedraaid kon worden. Het blijkt dat deze kranen een lange
levensduur hadden, vooral dank zij veel reparaties en goed onderhoud.
Gewoonlijk waren deze kranen eigendom van de stad. Zij hadden meestal
te maken met het stapelrecht van goederen zoals wijnen, en waren zodoen
de gemonopoliseerd. De oudste kranen in Vlaanderen waren die van
Antwerpen (1263) en Brugge (1290). Te Sluis werd de daar gebouwde
kraan in 1323 door de stapelgerechtigde steden uit de omgeving vernie
tigd!
Ook voor andere doeleinden werden door treeraderen aangedreven hijsin
richtingen gebruikt. In veel middeleeuwse kerken waren treeraderen aan
gebracht om beiaardklokken te takelen. Te Mechelen is in de toren van de
St. Romboutskathedraal een treerad aanwezig met een doorsnede van
5.04 m. en een breedte van 116 cm. Op de Mont St. Michel, op de grens
van Normandië en Bretagne, staat een treeradkraan die langs een helling-
baan goederen naar boven en beneden kon takelen. Gevangenen bedienden
deze 'lift'.
De kranen waren eigendom van de overheid en de exploitatie werd meest
al veipacht, evenals dat met een tol het geval was. De kranen hadden
bovendien een fiscale functie. Het bouwkundig onderhoud was voor reke
ning van de overheid. Zo is er in de stadsrekeningen van Damme regelma
tig sprake van aankoop van smout, smeer en olie, evenals van kraanrepen.
De in een koperen vatting draaiende koningsspil (draaispil) moest regel
matig vernieuwd worden, evenals de koperen schijven (katrollen) waar
langs de reep door de kraanarm liep. De as liep aan weerszijden in een
stenen lager. In de zeventiende eeuw waren veel van deze kranen nog
volop in bedrijf, sommige haalden zelfs de achttiende eeuw.
De Brugse vroedschap besloot in 1580 de bestaande kraan te vernieuwen
en ging in gezelschap van de stadstimmerman in Antwerpen, Middelburg,
Amsterdam en Dordrecht kijken naar de daar aanwezige kranen. De
106