Hijsen in Middelburg, een verhaal over oude stadskranen Gezicht op de (oude) haven. Op deze prent heeft de kraan twee identieke treeraderen. Kopergravure door J.C. Philips (1746) naar tekening van C. Pronk (1743). (Rijksarchief in Zeeland, Zei. III. II, 282), een groot rond voorwerp te zien, dat wel iets van een kabelhaspel weg heeft. Het is het treerad van de kraan. Op de voorgrond van de prent staat een nogal uit de kluiten gewassen jongen met een hoepel, de hoepelstok ligt op de grond. Een paar kleine schepen liggen voor de wal en vaten en pakken worden met sleden vervoerd. De bolle straatkeien hadden een beetje het effect van kogellagers. De glijijzers van de sleden hadden wei nig weerstand te overwinnen. De sledevoerders gebruikten een 'smeerlap', een vies en vet vod, om de ijzers glad te houden. Andere soorten sleden met bredere ijzers werden op de landwegen gebruikt. Op bezande wegen en drassig bouw- en weiland waren ze beter bruikbaar dan wagens. Wielen zakten veel eerder weg en kuilen in de weg waren voor sleden niet zo'n probleem. Naarmate meer verharde wegen beschikbaar kwamen raakten de sleden buiten gebruik. Ze werden door paard en wagen vervangen. Op de zeer fraaie prent van Cornelis Pronk, die (zoals links onderaan de prent vermeld staat), naar het leven getekend is, staat de stadskraan duide lijk afgebeeld. De titel van de prent is: 'Gezigt Langs de Haven op den Abdij-Toren te Middelburg'. Deze kraan had evenwel twee verschillende treeraderen. Volgens de eerder vermelde tekening van J. van der Heyden uit 1687 was dit een kraan met een groot en een klein treerad. Onder de top van de kraanarm zijn twee openingen zichtbaar, waar een reep doorheen 113

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1995 | | pagina 115