Hijsen in Middelburg, een verhaal over oude stadskranen werk te kunnen komen. Het windwerk kan een stalen ketting op en neer laten gaan waaraan een zware ijzeren haak is bevestigd. Het hijsvermogen van de kraan is 2000 Nederlandse Ponden met vier man in vier minuten. Een zware fundering wordt gemaakt in een diepe bouwput en na controle van de ondergrond wordt eerst een laag duinzand uitge spreid. Negen heipalen van 5 el worden in de putbodem geslagen en hier op komt de ommetseling van de kuip. bestaande uit harde klinkers, zodat de ommetseling muurvast aan de fundering verankerd is en de ijzeren kuip weer met ankers in de fundering vast zit. De fundering wordt door de firma W. van Uije JJzn. gemaakt. Op straffe van een boete van 5,- per dag voor te late oplevering moet het werk op I oktober 1861 klaar zijn. Volgens de Middelburgsche Courant van 17 oktober 1861 wordt door kraanmeester J. Snijders de eerste steen van het metselwerk gelegd op 15 oktober. De kraan moet 'portvrij' dus franco voor de wal in Middelburg geleverd worden. De kraan kan zichzelf niet lichten, maar de gemeente stelt voor dit doel het zware gereedschap beschikbaar met het bedienend personeel. Vóór de wal aan de kaaimuur moeten schamppalen worden ingeheid van eikehout. Boven de palen moet een dekbalk worden gemaakt en alles moet worden geteerd met Stock- holmse teer. Tussen twee palen moeten ijzeren roeden als traptreden wor den gemaakt. De palen zijn bij de aanleg van de jachthaven verdwenen. Helaas kan de gemeentebouwmeester Grauss de totstandkoming van de kraan niet meer meemaken. Hij overlijdt op 29 januari aan een slepende ziekte. Gemeenteopzichter C. Krijger neemt eerst de functie waar en wordt later tot gemeentebouwmeester benoemd op een salaris van 1600,- per jaar. Hij heeft daarbij vrij wonen in het huis bij de stadssschuur. Uit het certificaat van oplevering blijkt dat de kraan klaar is en dat 90% van de aannemingssom kan worden uitbetaald. De totale som was 4845,-. Het was de bedoeling de kraan eerder op te leveren, maar het gevorderde 'saison' stak een spaak in het wiel. We noemden al eerder het Kraan straatje, dat doorliep van de Breestraat tot aan de Rotterdamsekaai. Een deel van dit straatje werd aan een zekere B. Carp verkocht, maar de gemeente hield 4,30 ellen (vanuit de Rotterdamse kaai gemeten) voor zichzelf om zo ruimte te hebben voor het kraangereed schap en als onderkomen voor de kraanwerkers. Hieruit blijkt dat de gemeente al eerder plannen had om een kraan te bouwen. Van deze situatie is niets meer over daar de Rotterdamsekaai bij de stadsbrand van 1940 haast volledig in vlammen opging. In de Breestraat is het goed gerestau reerde poortje van het Kraanstraatje nog aanwezig. Behalve kraanmeester Jacobus Snijders en de assistent-kraanmeester, zijn zoon Aarnout Johan nes, waren er nog drie kraanwerkers en drie assistent-kraanwerkers. Ze werden niet langer kraankinderen genoemd. Waarschijnlijk waren de laat- 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1995 | | pagina 128