kaai van negen huizen 09 In 1796 - register huisschatting - was G 108 in het bezit van Pieter Ackermans. In de 19de eeuw vond vererving plaats in de vrouwelijke linie: in 1897 werd de weduwe Van der Feen-Ackermans opgevolgd door haar dochter, de weduwe B.A. Verheij-van der Feen, terwijl het adresboek een paar decennia later ook melding maakt van mejuffrouw C.M. Verheij ('secretaresse der afdeling Middelburg van de vereeniging Tesselschade'), die er in 1940 nog steeds woonachtig was. De bewoners waren gefortuneerd. Evenals die van G 107 verbleven ze des zomers niet op de kaai, maar op een buitenplaats. Het huis genaamd De Drie Gouden Roozen, G 109 Hier worden we, evenals eerder bij G 106, geconfronteerd met een 'door snee' kaaipand. De gebruikelijke erfbreedte levert ook hier een gevel op van drie assen, beëindigd door een lijst met gesneden consoles. Twee ken merken doen vermoeden dat het, in verbouwde vorm, nog steeds het huis was uit de tijd toen Goliath zijn kaart tekende: het feit dat er slechts twee verdiepingen waren en de dwarse bekapping. De bovenverdieping en vooral het dak waren bescheiden van afmeting vergeleken met die van het buurhuis G 110. Mede daarom was het een huis zonder speciale allure. Wat we van de bewoning weten stemt daarmee overeen. In het begin van de eeuw woonde er een aantal aan elkaar verwante dames: mevrouw de weduwe J.G. de Waal-Meertens, mejuffrouw J. Meertens en mejuffrouw G.J. de Waal, voorts mejuffrouw H.J.C.C. van den Brink, onderwijzeres. In 1924 kwam M.J. Ketting, gepensioneerd ambtenaar bij de Staats spoorwegen, er wonen, samen met zijn ongehuwde dochter. Twee jaar later werd laatstgenoemde, mejuffrouw G.H.J. Ketting, eigenares en bewoonster. Zij heeft na het overlijden van haar vader het bovenhuis ver huurd, eerst, 1929-1932, aan P.J. Bouman, leraar geschiedenis aan de Rijks Hogere Burgerschool en vanaf 1934 aan J.C. Everaars, adjunctcom mies bij de provinciale griffie, later burgemeester van Groede. Voor de begrippen van de gezeten kaaibewoners moeten zulke huurders gegolden hebben als passanten, een tijdelijke toevoeging aan hun gezelschap. Het huis De Salamander, G 110 (De oorspronkelijke benaming was 'Rotterdam', in 1763 wordt melding gemaakt van 'Den Salamander, ook genaamd Rotterdam') G 110 was een fors dwarspand van twee verdiepingen. Het viel op door de enorme omvang van de tot omstreeks 1900 met leien gedekte dwarse kap, die plaats bood aan twee ruime zolders en een vliering. De pilastergevel vertoonde, net als die van G 112 uit 1590, een raamwerk van verticalen en horizontalen dat het gevelvlak opdeelde in rechthoekige velden, waarin de vensters en de compartimenten van de borstweringen pasten. Dit gevel- 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1995 | | pagina 45