Een kaai van negen huizen
kreeg ging een flauw hellend dak schuil. De gepleisterde 'rechte' fagade
van drie vensterassen en drie etages - het voor de 18de en 19de eeuw nor
male model - was in details de 'modernste' van de hele kaai: de vensters
waren geplaatst op een 'cordonbandje' en voorzien van raamhekjes aan de
voel. Anders gezegd, het huis is door verbouwingen up-to-date gebleven,
wat van de buren aan weerskanten bepaald niet gezegd kan worden.
Het uiterlijk doet een bewoning veronderstellen door gegoede burgers. In
de adresboeken komen we de naam Tak tegen. In 1879 was er Jan Tak
gevestigd, die stemgerechtigd was voor de verkiezing van leden van de
gemeenteraad, de Tweede Kamer van de Staten-Generaal en de Kamer van
Koophandel en Fabrieken. Hij was firmant van de olieslagerij en zeepzie-
derij Gebroeders Tak, die gevestigd was op de Rouaanse Kaai, no G 114,
dus vlak om de hoek. Het is aannemelijk dat het huis op de Dwarskaai ach
ter G 112 om in verbinding stond met dit bedrijf. De oudste kadastrale
opmeting geeft ook een aanwijzing in die richting. Deze voor de eigenaars
van G 111 gunstige situatie bracht wel met zich mee dat de buren niet over
een achterterrein van enige omvang beschikten.
In het begin van onze eeuw woonde in huize Bourbon de weduwe W.J.
Zip-Beunke met haar huishoudster mejuffrouw C. Hauser.
Omstreeks 1919 is het pand aangekocht door de 'Zuid-Hollandsche Bier
brouwerij'. die het ging gebruiken voor de opslag van bier, voor bottelarij
en aflevering van vaten en flessen aan de kleinhandel. Hier valt derhalve
een voorbeeld te signaleren van vestiging van een 'modern' bedrijf in een
oud pand in een woonbuurt. De buurman van G 112 klaagde over de
lawaaierige manier van laden en lossen - er werd een met ijzeren banden
beslagen transportbrug uitgezet voor het rollen van de vaten over voor
zijn deur geparkeerde wagens en auto's, en geluidsoverlast door de botte
larij. De depothouder, W. Vermeulen gaf geen krimp. Hij was een echte
zakenman - in 1940 de enige op de kaai die er een auto op nahield - en viel.
net als zijn bedrijf, in de naaste omgeving uit de toon.
Voor wat het uitwendige van het pand betreft viel de aanpassing aan de
nieuwe situatie nogal mee. De gemeente-bouwmeester, die in 1919 een
blijkbaar tamelijk rigoureus verbouwingsplan moest beoordelen, kon de
Wethouder van de Fabricage gerust stellen: hij was het met de eigenaar
eens geworden over een ontwerp dat beter paste in de omgeving. In feite
komt het er op neer dat de bestaande woonhuisgevel, afgezien van een
bedrijfsingang op de begane grond, intact bleef. In een latere fase is er nog
eens verbouwd, waarbij de toegang tot het bovenhuis naar de rechterkant
verhuisde, maar in wezen bleef de oude faqade intact. Bij de huisnumme
ring van 1937 heeft het pand twee nummers gekregen, 20 en 22, omdat
men het bedrijf onderin en het woonhuis op de verdieping elk een eigen
48