Een kaai van negen huizen
te spreken van hun 'gemeenschap'. Ze verschilden onderling teveel om
zich met elkaar verbonden te voelen. Ze hadden zelfs niet de behoefte met
elkaar kennis te maken.
De gezinnen - voorzover daarvan sprake was - verschilden sterk in samen
stelling. Er waren drie huizen met kinderen, naast elkaar G 109, 110 en
111, maar de spruiten Everaars, Van Swigchem en Vermeulen verschilden
nogal in leeftijd. Soms deden ze samen op straat spelletjes, maar ze kwa
men niet bij elkaar over de vloer, evenmin als de ouders, ook niet als die
tot dezelfde kerk behoorden zoals Vermeulen en Van Swigchem. Op enke
le huisdeuren prijkte al ongeveer een halve eeuw de naam van een van
oudsher in stad en provincie gerenommeerde familie: 107 Callenfels en
108 Verheij. De bewoners van een paar andere huizen waren in Middel
burg en Zeeland relatief onbekend, nieuwkomers van nog geen twintig jaar
terug: 110 Van Swigchem en 112 Peppelman van Kampen.
Ook de verschillen in status en bezigheden droegen er toe bij dat het ont
brak aan een basis voor 'gezellig verkeer'. Van der Veur, 106. een deftige
stadsfunctionaris, woonde naast juffrouw Van Agten. die in 105 als 'bier
huishoudster' achter de toonbank troonde. De gefortuneerde mejuffrouw
Verheij, 108, bewoonde in stijl haar voor een vrouw alleen gigantisch
grote woning, een soort van paleisje, terwijl haar buurvrouw van 109, juf
frouw Ketting, inkomsten trok uit de verhuur van de bovenetage van haar
relatief bescheiden pandje. De antiquair Peppelman, van 112, die zich
graag liet voorstaan op zijn status als oudheidkundige en voor wie, zake
lijk gesproken, de oudheid van zijn pand en van de kaai de bodem vormde
onder zijn bestaan, had als buurman Vermeulen van 111, een zakenman
met een totaal andere kijk op een oud huis, iemand van een heel andere
'cultuur'.
Wie enigszins weet heeft van de manier waarop men in een provinciestad
als Middelburg met elkaar omging, zal begrijpen dat de bewoners van de
Dwarskaai elkaar groetten bij toevallige ontmoetingen (tenslotte had op
straat iedereen een blijk van herkenning over voor iedereen), maar dat die
groet een kunststukje was van positiebepaling, variërend van wellevend
doch koeltjes tot vriendelijk, met allerlei wisseling daartussenin en
omheen. Van wezenlijk contact, bezoeken bij elkaar over en weer. laat
staan zomaar eens binnenlopen, was. voorzover mij bekend, geen sprake,
behalve dan misschien bij buren die behoorden tot dezelfde stand, in feite
alleen 106. 107 en 108, Van der Veur, Callenfels en Verheij. Naar mijn her
innering bracht ieder in het rijtje van de bewoners zijn of haar eigen ach
tergrond met zich mee. en hebben die 'biosferen' zich. ook op den duur.
niet vermengd. De kaai was een combinatie van negen mini-staatjes, elk
met zijn eigen buitenlandse betrekkingen en, voor de ander verborgen,
financiën en defensie.
54