Bossen op Walcheren, een kwestie van tijd
door de zee en de wind opgeruimd. Uit opgravingen in Domburg is geble
ken (Van Heeringen, 1992), dat reeds in de 10de eeuw na Christus sprake
was van voortdurend instuiven van zand in de door hem opgegraven neder
zetting. Dit zand was waarschijnlijk afkomstig van de voorliggende dui
nen en/of strand wallen, die toen kennelijk aan erosie onderhevig waren.
Indien er sprake is geweest van bos op de strandwallen voor de Walcherse
kust, dan is dit waarschijnlijk voor of vrij snel na het jaar 1000 verdwenen.
De duinen van de Manteling van Walcheren, zoals we die op dit moment
kennen, behoren tot de zogenaamde jonge duinen en zijn in hun huidige
vorm op zijn vroegst in de late Middeleeuwen ontstaan. Ook in de
Manteling is er dus niet of nauwelijks sprake van een continue bosgeschie-
denis. die teruggaat tot de periode voor de Duinkerke-transgressies.
1600-1900: Opkomst en neergang van de buitenplaatsen
Op de oudste afbeelding van Walcheren, de Zelandiae Descriptio uit 1550,
zijn diverse dorpen en landerijen voorzien van een schilderachtige boom
beplanting. Uitgestrekte bossen, zoals we die thans kennen in de Mante
ling tussen Domburg en Oostkapelle, ontbreken dan nog. De kaart van de
gebroeders Hattinga uit 1750 geeft een totaal ander beeld. Ten oosten van
Domburg bevindt zich dan langs de binnenduinrand een enkele kilometers
brede strook buitenplaatsen en bos. die zich tot ver voorbij Oostkapelle
uitstrekt. En ook meer landinwaarts bij Oostkapelle en ten noorden van
Serooskerke bevinden zich honderden hectaren bossen en buitenplaatsen.
Deze zijn in de 17de en 18de eeuw aangelegd door rijke kooplieden uit
Middelburg. Het gaat hier eigenlijk niet om bos in de strikte zin van het
woord. Het zijn parken en lusthoven, die de landschappelijke stoffering
vormen voor de buitenhuizen, waar de kooplieden de zomer doorbrengen
(Van der Feen De Bruin, 1967). Deze lusthoven zijn ingericht volgens
de mode van die tijd, waarin symmetrie en rechtlijnigheid centraal staan.
Op de eerste topografische kaarten, die een eeuw later verschijnen, is weel
een heel ander beeld te zien. Veel lusthoven in het polderland zijn verdwe
nen en die welke resteren hebben een totaal andere aanleg gekregen. Dit
laatste heeft te maken met het feit dat omstreeks 1800 een nieuwe mode in
de tuin- en parkaanleg zijn intrede doet: de Engelse Landschapsstijl. Deze
richting is sterk beïnvloed door de Romantiek. Nu worden vloeiende lij
nen, kronkelige paden en waterpartijen mooi gevonden. Veel Walcherse
buitenplaatsen zijn dan ook in de eerste helft van de vorige eeuw aan deze
nieuwe mode aangepast. Een andere ontwikkeling is uit een oogpunt van
bosontwikkeling evenwel veel belangrijker. Vanaf het einde der 18de eeuw
is er op Walcheren sprake van een sterke afname van het aantal buiten
plaatsen. De economie stagneert en veel welgestelden worden gedwongen
hun eigendommen te verkopen en veel lusthoven komen in handen van
90