Bossen op Walcheren, een kwestie van tijd beplanting geheel vernieuwd en zijn ook enkele honderden hectaren nieuw bos aangelegd. Uit een oogpunt van boshistorie zijn de inundatie en de daarop volgende herverkaveling zeer belangrijk (Van Haperen, 1994). De inundatie leidde tot het verdwijnen van veel planten en dieren uit grote delen van Walcheren. Het polderland is bijna een jaar lang geinundeerd geweest met zeewater en veel bosorganismen hebben deze inundatie niet overleefd. Vrijwel alle bomen en struiken in het lage deel van het eiland zijn afgestorven. Gelukkig konden een groot aantal plant- en diersoorten zich handhaven in de duinen en de binnenduinrand. die niet zijn over stroomd. Grote gedeelten van het polderland moesten echter opnieuw wor den gekoloniseerd. Dat gold met name ook voor de bossen, die na de oorlog zijn aangelegd. Dit proces werd nog bemoeilijkt door de schaalver groting, die zich in het Walcherse landschap heeft voorgedaan. De vele bosjes en heggen die de tuin van Zeeland sierden kwamen niet terug. Hun plaats werd ingenomen door erf- en wegbeplantingen, die evenwel een veel minder grote dichtheid hadden dan het oude heggenpatroon. De her bevolking van Walcheren met bosplanten is een proces van vele decennia, dat nog steeds niet is voltooid. Moeilijk verspreidende plantensoorten als klimop en speenkruid hebben het Veerse Bos en Rammekenshoek pas onlangs bereikt en komen hier nog maar plaatselijk voor. Zelfs een plant als het fluitekruid ontbreekt in grote delen van Rammekenshoek, hoewel de bodem voor deze soort in principe geschikt is. De ecologische positie van de Walcherse hossen De bossen van Walcheren wijken in boshistorisch opzicht dus sterk af van die elders in West-Europa. De bossen van het Zeeuwse eiland zijn hooguit enkele eeuwen oud en zijn qua ontwikkeling niet verbonden met gebieden die van oudsher met bos begroeid zijn geweest. Het duidelijkst komt dit tot uiting in het ontbreken van veel echte bosplanten en -dieren op Walcheren. De meeste bosplanten en -dieren verspreiden zich zeer langzaam. Zo zijn vogels als Bosuil en Boomklever bij voorbeeld uitgesproken standvogels, die maar weinig uitwisselen met andere gebieden. En bosplanten hebben vaak zware zaden, waardoor de planten slechts langzaam nieuwe gebieden koloniseren. In Vlaanderen is gebleken dat aan elkaar grenzende oude en nieuwe boslocaties met een leeftijdsverschil van enkele honderden jaren nog steeds herkenbaar zijn aan de verspreidingspatronen van bosplanten (Tack, Van den Bremt Hernty. 1993). Het merendeel van de bosplanten die op Walcheren voorkomen is hier waarschijnlijk door de mens gebracht. Daarbij kan met name worden gedacht aan de vele stinzenplanten, die om hun schoonheid of verzamelwaarde op de 18de- en 19de-eeuwse buiten plaatsen zijn aangeplant (Van Haperen Van de Hoef, 1990). 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1995 | | pagina 95