Hijsen in Middelburg, een verhaal over oude stadskranen
Hoe de kraan van Jan de Munck werkte
De as (E) die door het treerad heen liep had gedeeltelijk een grote doorsne
de en gedeeltelijk een kleine doorsnede.
Voor de kleine vrachtjes werd de reep of hijstouw (D) over de dikke as
gelegd en rechtstreeks naar de katrol (C) gevoerd. In het treerad (A) was in
dat geval één kraankind voldoende om het treerad aan het draaien te bren
gen, maar het hing van het gewicht van de vracht af, of meerdere kraankin
deren werden ingezet.
De trommel en bovenas werden dan niet gebruikt. Bij zwaardere vrachten
werd de reep over het dunnere deel van de as gelegd, waardoor een grotere
vertraging werd bereikt en er liepen meer kraankinderen in het treerad.
Voor het heel zware werk werd de trommel op de bovenas gebruikt. Hier
kwamen twee repen aan te pas. De ene reep werd voor de helft op de trom-
h mei (B) gebonden en op de dikke of dunne onderas (E) vastgemaakt.
De andere reep werd naast de trommel op de bovenas (F) vastgemaakt. Al
naar behoefte moesten meer kraankinderen in het treerad lopen en werd de
reep op de trommel afgewikkeld en de reep naast de trommel opgewik-
keld. Zo ontstond een grote vertraging en daardoor een zeer groot hefver
mogen. Het betekende echter wel dat het treerad een veel groter aantal
omwentelingen moest maken. Het aantal kraankinderen in het treerad,
maximaal twaalf, bepaalde het hefvermogen.
Om de vracht te laten zakken moest het treerad in omgekeerde richting
draaien. De kraankinderen konden tijdens het draaien niet uitstappen, want
dan sloeg de kraan door het gewicht van de hijs op hol.
Dr. J.C. de Man schrijft hierover: "Wat heb ik als jongen meermalen geke
ken naar de oude mannetjes die men kraankinderen noemde, en die als
kern (karn) honden die kraan in beweging brachten. Die het beproefde
mee te doen lag spoedig op zijn neus."
A treerad
B trommel
C katrol
D reep of hijstouw
E dikke en dunne as
F bovenste as met trommel
technische tekening: J. Snoey jr.
129