Kwaede grond en zachte zaevel. Bodemgeografische gebieden Aan de hand van de drie aardkundige kaarten, schaal 1:50.000, is Walche ren in een aantal geografische gebieden (figuur 9) verdeeld: - kernland - op- en aanwaspolders - duinglooiing, duinen en strand. Kernland Verreweg het grootste deel van Walcheren is kernland. De naam kernland wil zeggen dat het eiland tussen 1000 en 1200 is bedijkt en daarna nauwe lijks meer invloeden van de zee heeft ondergaan. Later zijn de op- en aan wassen bij Vrouwenpolder en Nieuw- en St. Joosland aan het kernland van Walcheren bedijkt. Bennema en Van der Meer gebruikten voor het kernland de termen Oudland en Middelland. Deze chronostratigrafische indeling baseerden zij op de verschillen in kalkrijkdom. Zij veronderstelden dat ontkalking samenhing met de ouderdom van de afzetting. De ontkalkte oudlandgronaen zouden dan behoren tot de vroeg-middeleeuwse transgres sie-periode (300-500) en ouder zijn dan de kalkrijkere middellandgronden van de tweede fase van de vroeg-middeleeuwse transgressie-periode (500- 1200). De geologische kaart maakt dit onderscheid niet en rekent alle afzet tingen van het kernland van Walcheren tot de Duinkerke-II periode (250-600). Het kernland is onderverdeeld in: - kreekruggen - poelen - kleiplaatgebieden. In figuur 10 zijn de verschillende stadia in de ontwikkeling van het kern land met kreekruggen en poelen in beeld gebracht. Van het kernland vormen de kreekruggen de hoogste delen. Oorspronkelijk was dit niet zo, want de getijgeulen die vanuit de veenstromen ontstonden, zorgden voor de aan- en afvoer van het slibrijke overstromingswater van de zee. Langs de getijgeulen ontstonden aan weerszijden oeverwallen van zand en zavel. De geulen slibden na verloop van tijd dicht met zand, zavel en klei. Ernaast kromp en oxideerde het aanwezige veen, waardoor het maaiveld daalde. Omdat in de getijgeulen en hun oeverwallen geen veen voorkomt, kwamen ze als ruggen in het landschap te liggen. Dit verschijn sel van omkering van het reliëf of reliëfinversie is voor het eerst door Vlam (1942) opgemerkt. De inversie op Walcheren is nog fors versterkt door het afgraven van veen voor de brandstof- en zoutwinning, het zogenaamde darinkdelven. De gronden op de kreekruggen, die op de geomorfologische kaart getij- inversieruggen heten, variëren in zwaarte en kalkgehalte. De lichtere, zave- 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 101