Kwaede grond en zachte zaevel. nisatie en ontwikkelingen in de melkveehouderij (tankmelken) verdween geleidelijk het gemengde Walcherse boerenbedrijf. Omdat de meeste bedrijven kozen voor akkerbouw, had dit tot gevolg dat het areaal bouwland in de poelen aanzienlijk toenam. Karakteristiek voor de poelen is het open landschap, slechts plaatselijk onderbroken door begroeiing in de wegbermen. De bewoning is zeer gering en bestaat uit wat verspreide boerderijen. De kleiplaatgebieden van het kernland omvatten het noordelijke deel van Walcheren. Dat gebied ligt hoger dan de poelen, maar lager dan de kreek ruggen. Oorspronkelijk zullen de poelen hoger dan de kleiplaatgebieden hebben gelegen. Ook hier is sprake van inversie. De dikkere veenlaag in de poelen zorgde voor een grotere maaiveldsdaling dan de dunne veenlaag die in de kleiplaatgebieden voorkomt. De gronden in deze gebieden hebben een karakteristieke profielopbouw. Deze bestaat uit een in dikte wisselende laag kalkloze zware klei, de zogenaamde kleiplaat, die binnen 100 em diep te overgaat in kalkrijke zavel. De bovengrond is vrij dun, 20 a 25 cm; hij bestaat uit kalkarme of kalkloze zavel of lichte klei. De gronden met een kleiplaat laten moeilijk water door, daarom zijn ze nat ter dan uit de grondwaterstand blijkt. Dit betekent dat het koude late gron den zijn die de boer pas laat in het seizoen kan bewerken. Het grootste deel van deze gronden wordt tegenwoordig als akkerland gebruikt met een bouwplan waarin weinig aardappelen voorkomen. Er is enig reliëf in de percelen, maar veel minder dan in het kreken- en poelengebied. De klei plaatgebieden zijn half open gebieden met verspreide bewoning en veel begroeiing langs de wegen. Op de overgang naar de polders bij Vrouwenpolder ligt een kustwal. We veronderstellen dat deze wal is ontstaan in een periode van kustafslag, waarbij door golfwerking overslagsediment door de zee werd afgezet. Plaatselijk bestaat de kustwal uit grof zand met schelpen. De afzettingen behoren tot de vroege Afzettingen van Duinkerke III (vanaf 900). Op- en aanwassen Tot de op- en aanwassen behoren de jonge zeekleipolders die na de 13de eeuw zijn ingepolderd. In Zeeland noemen we ze ook wel 'Nieuwland'. In de 13de en 14de eeuw zijn aanwassen in de omgeving van het tegenwoordi ge Vrouwenpolder bedijkt aan het kernland van Walcheren. Aanwassen zijn herkenbaar aan hun langgerekte vorm. Pas in de 17de eeuw werd begonnen met de bedijking van opwassen in het zuidoosten van Walcheren: de Mid delburgse Polder, Oud-St. Jooslandpolder en Nieuw-St. Jooslandpolder. In 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 103