Waarde en veel geliefde suster Essequibo was gevestigd op het fort Kijkoveral. In 1632 wilde de West indische Compagnie de kolonie opgeven, maar de Zeeuwse kamer belette dat en beschouwde sindsdien Essequibo als 'eigen' terrein. Omstreeks 1750 kwam Nederlands Guyana meer in de belangstelling te staan. Vooral de verbouw van suikerriet werd in de achttiende eeuw steeds belangrijker. In Amsterdam en Rotterdam stonden ruim 130 suikerraffina derijen. De Fransen gingen echter steeds meer zelf hun Westindische suiker verkopen, terwijl vroeger de Republiek als verdeelcentrum had gefungeerd. Het gevaar was uiteraard groot dat de gestagneerde aanvoer deze tak van industrie zou treffen. Daarom werd de verbouw van suikerriet in de eigen koloniën van groot economisch belang. De ontwikkeling van Berbice (toen al als patroonskolonie van de Zeeuwse familie Van de Perre overgegaan in handen van de Sociëteit van Berbice, een groep Amsterdamse kooplieden) en Essequibo raakte toen in een stroomversnelling. De gouverneur die bijgedragen heeft tot een grote groei was Laurens Storm van 's-Gravesande. Hij haalde vooral Engelse, en in mindere mate ook Zeeuwse planters over om suiker- en koffieplantages aan te leggen aan de rivieren de Essequibo, de Demerary en de Berbice. Aan de kust werden ook wel katoenplantages gesticht. In 1770 lagen in Essequibo 70 plantages en in Demerary 130. In Middelburg herinnert het pakhuis 'Demerary', bij de Oostkerk, nog aan de handel op deze kolonie. Demerary streefde Essequibo in hoog tempo voorbij, mede als gevolg van de toenemende invloed van de Engelsen in Demerary. Daar werden veel wegen en kanalen aangelegd, het geen de onderlinge communicatie bevorderde. Door veel Zeeuwse planta ge-eigenaren werd dat als een bedreiging ervaren. De derde Engelse oorlog (1780-1783) speelde ook de koloniën parten. De staat van verdediging was zeer slecht, terwijl de Engelse zeemacht uitste kend onderhouden en georganiseerd was. Daags na de oorlogsverklaring stuurde admiraal Sir George Bridges Rodney een jacht naar de West indische vloot met opdracht de Hollandse bezittingen in de West in te nemen. Dat gebeurde in 1781, zonder enige gevechtshandelingen. Het bestuur bleef op oude voet gehandhaafd, zij het dat het opperbewind nu in handen van Sir Rodney kwam. In 1782 kwamen de Fransen, die immers ook met de Engelsen in oorlog waren, de macht in de koloniën overnemen. Bij de vrede van Parijs in 1783 kwamen de koloniën weer aan de Nederlanden en in 1784 verlieten de Fransen Demerary, Essequibo en Berbice. In 1796 nam een Engels eskader Demerary en Berbice over. Bij de vrede van Amiens (25 maart 1802) kreeg Nederland de koloniën terug; ze werden in 1803 opnieuw bezet, waarna in 1808 de Afrikaanse slavenhandel werd afgeschaft. In 1814 verloor Nederland de koloniën definitief aan de Engelsen. De arbeidskrachten waren uiteraard de veelal door de Westindische 113

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 115