Rampen en redders voor de Walcherse kust
Kaart van de zeegaten
tussen Schiermonnik
oog, Ameland en
Friesland, tekening ca.
1735. Duidelijk is aange
geven dat de bewoners
van Schiermonnikoog
bezig zijn gestrande
schepen te plunderen
(Rijksarchief in
Friesland, familiearchief
Van Beymathoe
Kingma).
drong, de predikant de dienst onderbrak. Zodoende werd aan de gelovigen
de gelegenheid geboden om de buit te bergen. De opbrengst hiervan was
een welkome aanvulling op hun karig inkomen.
Wanneer in de 18de eeuw een schip voor de kust van een van de Zeeuwse
eilanden strandde, kwam de opbrengst van de op zee opgeviste of aan land
aangespoelde goederen, na een bepaalde periode waarin de eigenaar de
goederen nog kon reclameren, toe aan de Staten van Zeeland. Een hele
organisatie hield zich bezig met het opvissen en bergen van deze 'buit'.
Goederen die buiten de tonnen rond Walcheren werden opgevist moesten
worden aangebracht bij de baljuw van de wateren. Binnen de tonnen of op
het strand gevonden goederen werden naar de rentmeester-generaal der
domeinen Bewesten Schelde gebracht. In een reglement van de Staten van
Zeeland uit 1751 'op de gestrande, genaufageerde, buiten en binnen de ton
nen geviste en opgebragte goederen' blijkt dat schepen die 'ontrent dese
kusten, of stranden en stroomen in nood of gevaar zijnde' door schippers
van nabijgelegen plaatsen, mochten worden betreden 'om soodanig schip
of lading te redden en salveren.'23
Wanneer een schip door de bemanning werd verlaten kon het gebeuren dat
langsvarende vissers een deel van de lading plunderden. Een voorbeeld
136