De Engel van Vlissingen
Eindelijk 'beet'
Najaren vragen stellen kreeg ik op een middag in het voorjaar van 1982
onverwacht een telefoontje dat ik een bepaald nummer moest bellen en dat
ik dan iemand aan de lijn zou krijgen die er veel meer van af wist. Het bleek
een mevrouw Jobse te zijn, die in 1955 naar de U.S.A. was geëmigreerd en
nu voor familiebezoek in Nederland was. Ze vertelde dat haar man,
Cornelis Jobse, de springladingen aan boord van bouwnummer 214
onschadelijk had gemaakt en ze beloofde, als zij weer terug was, haar man
te vragen ons een uitgebreid schriftelijk verslag te sturen. Ik nam contact op
met de historicus Dr. Ger Taal, die druk bezig was met het onderzoek voor
deel 2 van Zeeland 1940-1945, met de boodschap dat ik 'beet' had. We ont
dekten dat Cornelis Jobse dezelfde was als Keesje Jobse van de geheime
zender die we al kenden van allerlei acties van het verzet op Walcheren
waaraan hij had deelgenomen.
Jobse was verbaasd dat we hem na zoveel jaar zochten en dat we hem in
Ada, U.S.A., hadden gevonden en stuurde een gedetailleerde brief met
tekeningen en situatieschetsen. Hij schreef dat hij in 1944 tekenaar-con
structeur op De Schelde was en dat hij veel dagen op het schip in aanbouw
doorbracht om de leidingen te controleren. Hij had gehoord dat de Duitsers
springladingen hadden aangebracht en vond ze met zijn zaklantaarn op het
E-dek, vlak achter de machinekamer in de buik van het schip. Zij zouden bij
het ontploffen het casco ontzetten en dat vond hij zonde van het mooie
schip. Het waren drie mijnen van 1000 kg, in de vorm van een olievat. De
directie weigerde medewerking om ze van boord te halen zodat hij moest
proberen ze ter plaatse onschadelijk te maken. In het klemdeksel zat een
bajonetsluiting boven de ruimte waar de ontsteking moest worden
geplaatst. Met een grote sleutel opende hij het deksel en bikte met een beitel
een stukje uit de gele massa. (Een brokje hiervan bewaar ik nog steeds voor
het toekomstig maritiem museum.) Bij onderzoek bleek het om T.N.T. te
gaan (Trinitrotoluol, Trotyl) zodat natmaken geen effect zou hebben en des
kundigen vertelden hem dat er een aanvuurlading voor nodig was om het tot
ontploffing te brengen. Na veel denken vatte Jobse het plan op om de holte
voor de aanvuurlading vol te gieten met cement. Zijn chef wenste geen
enkele bemoeienis met zijn plannen te hebben, zodat hij de hulp vroeg van
baas Andriessen van de pijpleidingen scheepsbouw. Samen gingen ze op
een middag aan boord van het schip met een emmer cement, twee flessen
sodawater en een zak met stalen bouten. Met dit mengsel dat heel snel hard
wordt, vulden ze de holtes in de springstof en onder de klemdeksels zodat er
geen aanvuurladingen konden worden aangebracht. In twintig minuten was
het gebeurd. Tegen de Duitse schildwacht hadden ze gezegd dat ze een lek
in het dek moesten dichten, maar Kees had voor alle zekerheid een pistool
in de zak van zijn regenjas meegenomen voor het geval ze betrapt zouden
11