Rampen en redders voor de Walcherse kust legaal aan land brengen van de lading dan de redding van schipbreukelin gen. Deze situatie deed zich voor tot het eind van de 18de eeuw, hierna was het redden van drenkelingen en schipbreukelingen meestal een éénmansac- tie, zoals uit het voorbeeld van Frans Naerebout blijkt. Het is niet waar schijnlijk dat Walcherenaren zich systematisch met het molesteren van schipbreukelingen hebben beziggehouden, maar van het massaal verrich ten van nobele daden is ook geen sprake. Aan het eind van de 18de eeuw, tijdens de Verlichting, werden een aantal instellingen opgericht die tot doel hadden om de mens edel en nobel op te voeden, en zelf ook edelmoedigheid te betrachten. Wat deze begrippen tot dan toe voor inhoud hadden, is onderwerp voor een meer uitgebreide stu die. Toch kan men zich afvragen welke waarde men hechtte aan een men senleven. Beschouwde men het als een daad van menslievendheid en heldhaftigheid om met gevaar voor eigen leven in een razende storm een zinkend schip tegemoet te varen? Wat zou een 17de-eeuwse Walcherse vis ser, met de zorg voor vrouw en tien bloedjes van kinderen, gedaan hebben met het bericht dat een schip in nood verkeerde? Wachtte hij de stranding af om vervolgens aan het jutten te slaan of waagde hij zich op zee om een medemens te redden? Het zinken van schepen was in een aantal gevallen de oorzaak dat van hogerhand werd ingegrepen. Na de scheepsrampen in 1735 staken de bestuurders van de Walcherse steden en de VOC de koppen bij elkaar om actie te ondernemen en werden een aantal bakens voor de kust geplaatst en een kaart van de ondiepten gemaakt. Soms werd na een ramp een extra licht geplaatst of een ton gelegd. Dat in 1824 een reddingmaatschappij ontstond, was te danken aan het enthousiasme en het geld van een groot aantal koop lieden. Afhankelijk als zij waren van de overzeese handel lijkt het logisch dat zij wilden investeren in een goed opgezet reddingwezen. Dat zij daar in geslaagd zijn blijkt uit het bestaan van een organisatie als de Koninklijke Reddingmaatschappij en de inzet van honderden vrijwilligers die in de voetsporen zijn getreden van de 'onverschrokken Naerebout". Noten 1 Sigmond, 155. 2 Roos, 107-124. 3 Smallegange, 170-173. 4 GAV, ASV, voorl.inv.nr. 1722 (verordening bebakening, 1736). 5 GAV, ASV, voorl.inv.nr. 79 (notulen wet en raad, 27 oktober 1615) 6 GAV, Pamflettenverzameling, inv.nr. 2-3. 143

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 145