Andreas Oosthoek, de gedichten en de dichter
zien. Het keerpunt is de grensovergang tussen weten en wezen. Wij weten
zoveel, denken we, met trots vergaren we wetenschapjes en dragen dat uit.
Ik hoop dat die gedichten niet de indruk maken dat ik iets van buiten als
leengoed heb geplukt, daar een sausje over heb gegoten en zeg, kijk eens
jongens, wat staat het oosten er goed voor en daar kunnen we iets van leren.
Ik hoop dat dat niet het geval is. Ik heb geprobeerd om van weten voorzover
dat voor mij mogelijk is, wezen te maken."
"Je leest mooie beschouwingen over Chinese en Japanse poëzie, maar
altijd vanuit het weten en niet vanuit het wezen, niet vanuit de essentie
waaraan je deel mag hebben. Veel geschriften bevatten een westerse
manier van interpretatie. Maar je kan niet doordringen tot die cultuur als je
dat willen weten niet laat varen. Je moet proberen een te worden met de
keer en wederkeer, de seizoenen. Anders blijf je een journalist die aan de
kant blijft staan.
Een tweede persoon
In Tijger en Lam is er, niet ongelijk aan de gedichten van de eerste bundel,
een tweede personage die als aangesprokene fungeert. Bijvoorbeeld in
'Mae Nam Nan':
Het water, zegje, is rechtvaardig.
In 'Hoe onaf zonder grootheid' (27):
Hoe onaf zonder grootheid is
geluk als het nog in koralen leeft,
in bomen schuil gaat en in woorden?
Een dag is groot genoeg om
zonder vragen in te leven, zegje.
Het is dit tweede personage dat aan deze hele serie gedichten verzameld in
Tijger en Lam zijn bijzondere betekenis geeft: niet alleen het deelhebben
aan het wonderbaarlijke landschap met de culturele geschiedenis bepalen
de grondmotieven van deze bundel, ook de ontmoeting met een andere per
soon die representant van dat landschap en die cultuur is. Zo is die ontmoe
ting ook een inwijding, een initiatie in het oosten. In dit licht krijgt ook het
mottogedicht zijn betekenis:
Wit drijft het stil verwachten weg.
De koude jaren zoeken warmte in de tijd,
een nieuwe oever,
vaste voet en rusteloos respijt.
40