Andreas Oosthoek, de gedichten en de dichter het gaat verder dan het handwerk, het plaatsen van handtekeningen onder formulieren. Maar ook het reizen en de trek naar de exotische landen, het opgaan in een cultuur en dat alles tegelijkertijd met beschouwelijke distan tie. Dat zie je ook bij mijn hoofdfiguur. Op het moment dat hij achter het bureau moet zitten, kijkt hij liever naar de muurschilderingen van het oudeSiam. In die beelden worden in handzaam formaat de verhalen samengevat die maar terugkomen, van dorp tot dorp. Dal is wat mij hevig bezighoudt en dat mag ik Poleyn toch ook wel meegeven.' Hij komt met een lege rugzak. Hij heeft zijn koffers nooit uitgepakt omdat hij van plaats naar plaats moet, altijd onderweg is. Hechten kan hij niet, dat breekt hem immers op. Hij wil het nu niet meer als hij voor de mogelijkheid wordt geplaatst een nieuwe relatie aan te gaan. Maar het wordt niet uitgesproken, hij moet maar mee drijven op de stroom. Maar dat is ook uiteindelijk wat hij wil, althans tot dat inzicht komt hij. Dat heeft een tijd nodig en een weg. Poleyn heeft mee gekregen wat ik zelf in het oosten heb geleerd en gezocht, het accepteren van het voorbijgaan. Het vergaan is essentieel." "Terborgh schrijft uiterst beknopt, soms bijna koketterend met een gefor ceerde taal. Voor mij betekent taal heel veel. Het is een gereedschap dat buigzaam is, maar toch zijn eigen loop bepaalt. Je moet er niet al te zeer bovenop zitten en wat in eeuwen die taal is gaan aankleven moet je nooit verwerpen. Mensen zeggen wel dat ik een plechtig taalgebruik heb. Ze ver onderstellen zelfs dat ik uit een oud geslacht van ernstige Gereformeerden stam. De tale Kanaans spreekt mij zeer aan, hoewel ik daar niet mee opge voed ben. Taal is natuurlijk niet alleen plechtstatig, er spreekt eerbied uit, maar het effect kan ook door ironie een zekere afstand scheppen. Ik kan daar wel mee leven. Te nacht vind ik mooier dan 's nachts, hoewel ik me afvraag of het taalkundig correct is. Ik cultiveer het archaïsche taalgebruik moeiteloos, het geeft je iets tijdloos en vooral deftigs. Ach, ik ben niet geheel van deze tijd. In de dagelijkse zaken moet ik dat wel een weinig zijn, maar in wezen ben ik een romanticus. Alleen lijden aan de tijd, dat doe ik niet meer." "Ik zie weinig echt oosterse elementen bij sommige schrijvers. Nescio bij voorbeeld heeft zijn verhalen uit een geheel andere benadering geschreven. Maar ondanks die verschillende benadering kan het tot een zelfde inzicht leiden. Je hebt dat ook wel, zij het gewild en minder, bij een figuur als Van Schagen. Hoewel hij graag meedeed, zei hij ook 'ik doe niet meer mee'. Maar daar zit toch ook de wens in besloten: ik zou graag aan de kant staan. Zoals hij schrijft in dat aardige beeld over dat kleine visje dat in het natte zand leeft, dat vindt de zee te groot. Er zijn weinig gedichten van Lucebert die mij raken, maar zijn Visser van 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 51