Een kruidentuin in de Abdi|
;at( ÉÉoïtcroft^Sioot^j^ttip^jtnnj.
Smeerwortel. Illustratie
uit het 'Cruydt-boeck'
van R. Dodoens.
voor een groot deel overeen met die van het bouwplan van Sankt Gallen en
de lijst van het wetboek van Karei de Grote.
In latere tijden verschenen er kruidenboeken. Ze zijn soms bijzonder
omvangrijk. Het oudst bewaarde Nederlandstalige exemplaar is het
'Cruydt-boeck' van Rembert Dodoens uit Mechelen, daterend uit 1554. Het
bestaat uit zes delen en geeft een indrukwekkend beeld van de uitgebreide
plantenkennis in die tijd. In Middelburg hebben wij het geluk dat de
Zeeuwse Bibliotheek in het bezit is van een herziene druk van het 'Cruydt-
boeck'. Het is in 1644 uitgegeven 'inde Plantijnse druckerije van Balthasar
Moretus' te Antwerpen, voorzien van 'sijne laetste verbeteringhe' en rijk
geïllustreerd. Deze versie van het 'Cruydt-boeck' werd voor ons de belang
rijkste leidraad bij het zoeken naar geschikte planten voor de Abdijtuin.
Dodoens noemt in zijn boek meer dan duizend nuttige gewassen. Deze kun
nen worden ingedeeld in verschillende categorieën.
Om te beginnen zijn er de kruiden voor in de keuken: Peterselie, Selderie,
Lavas, Rozemarijn, Dille, Venkel. Kruizemunt en nog veel meer soorten die
we nu meestal ook nog kennen.
Een tweede categorie is die van de verfplanten, toegepast voor de bereiding
van verfstoffen: de bekendste daarvan zijn Wede, Verfbrem en de in
Zeeland zo belangrijke Meekrap, waarvan de wortel diende om een rode
kleurstof te maken.
De meest uitgebreide categorie is die van de medicinale kruiden. Hieronder
vallen planten als Kattekruid, Boerenwormkruid. Duizendblad. Cichorei,
Stinkende Gouwe, Echte Kamille, Wilde Marjolein, Slaapbol, Heemst,
Vrouwenmantel. Stokroos en vele. vele andere.
Vaak hadden de gewassen meerdere toepassingsmogelijkheden. Het blad
van Vrouwenmantel werd gebruikt voor het bereiden van aftreksels tegen
allerlei kwalen, om groene verfstof te maken en om te eten. Peterselie was
niet alleen een welkome toevoeging aan diverse spijzen, maar men trok er
ook een tonicum van dat vochtafdrijvend werkte en van het blad werden
verzachtende compressen gemaakt. De bladeren van Hondsdraf, een ande
re veel gebruikte plant, werden gegeten, op kneuzingen gelegd en gedroogd
om er thee van te maken. Lavendel deed men in het badwater om er een lek
ker geurtje aan te geven. De plant ontleent hieraan zijn naam: 'lavare' bete
kent 'wassen'. Bovendien was het een ontsmettend en insectenwerend
middel en werd het in het eten gedaan. Ook de Buxus, al heel lang geliefd
als sierstruik voor de vormsnoei, werd voor vele doeleinden toegepast: de
bladeren werden gebruikt als bloedzuiverend middel, de schors hielp om
wormen te bestrijden en van het hout werd verfstof gemaakt.
Uit dit enorme aanbod van oude kruidensoorten hebben we voor het
Muntplein een voorlopige keuze gemaakt van voornamelijk vaste planten.
57