Bossen en buitenplaatsen van de Manteling
zekere continuïteit gehouden. De nekslag voor de Walcherse buitenplaatsen
wordt gegeven door de inundatie van Walcheren in 1944 en de herverkave
ling die hierop na de oorlog volgt. Hierbij zijn onder andere het 'grand
canal' van Poppenroede en de grachten van St. Jan ten Heere verdwenen.
Vanwege hun hogere ligging ontspringen de buitenplaatsen van de
Manteling de dans. Het restant van de Walcherse buitenplaatsen concen
treert zich vandaag dus in de Manteling en is hierdoor extra waardevol.
Aankoop door de rijksoverheid
Tot het begin van de jaren zeventig zijn alle buitenplaatsen in particuliere
handen. Als gevolg van de penibele financiële situatie van de eigenaren
wordt dan een drietal buitens door de rijksoverheid (Staatsbosbeheer) aan
gekocht. Het gaat hier om Westhove, Duinbeek en Berkenbosch. Met de
aankoop heeft Staatsbosbeheer de bedoeling de natuurwetenschappelijke
en cultuurhistorische waarden van de buitens in stand te houden dan wel te
herstellen. Het duurt echter tot het einde van de jaren tachtig voordat met
het herstel begonnen wordt.
De overige buitens blijven in particuliere handen. Een aantal leidt een kom
mervol bestaan; zo staat Duinvliet jarenlang leeg, is Ipenoord lange tijd
gebruikt als een dependance van Vijvervreugd (van de Stichting Verpleeg-
en Rusthuizen) in Middelburg en is op Hoogduin alleen nog de boswach
terswoning over.
Recente ontwikkelingen
In en rond de buitenplaatsen van de Manteling is de laatste tijd veel
gebeurd. Zo is een begin gemaakt met het herstel van Westhove en is bij het
Zeeuws Biologisch Museum een heemtuin, de Hortus Zelandiae gereali
seerd. De maatschappelijke belangstelling voor de buitenplaatsen met hun
bijzondere cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden neemt
duidelijk toe. Dit heeft er ondermeer toe geleid dat zowel de rijks- als de
provinciale overheid beleidsmatig mogelijkheden geopend hebben om
nieuwe buitenplaatsen tot stand te brengen. In Zeeland onder andere in het
gebied van de Manteling. De maatschappelijke context waarin nieuwe bui
tenplaatsen tot stand komen (en de oude worden gebruikt) is totaal verschil
lend van die van de zeventiende en achttiende eeuw. Eén blik op het
landschap is hiertoe voldoende: in en rond Domburg heeft zich in de naoor
logse periode een recreatielandschap ontwikkeld met vele campings en
zomerwoningterreinen. Met de voorgenomen bouw van nog eens 200 bun
galows bij Hof Domburg lijkt het einde van deze ontwikkeling nog niet in
zicht.
63