Bossen en buitenplaatsen van de Manteling
nen liggen in de agrarische (intensieve zaadteelten) of in de recreatieve
sfeer manege, paardesportacti viteiten e.d.
Wat betreft de bossamenstelling wordt gedacht aan de ontwikkeling van
een typisch landgoedbos in de sfeer van een eiken-haagbeukenbos met een
goed ontwikkelde struiklaag. Plaatselijk zorgen Linde en Tamme kastanje
voor verlevendiging van het bosbeeld.
Nog altijd zijn landgoedbossen synoniem voor welvaart. Landgoedbossen
zijn, in tegenstelling tot veel bossen op de hogere zandgronden in oost
Nederland, de bossen van rijkdom. Ze stralen allure en monumentaliteit uit.
Dit geldt zowel voor de bestaande bossen van de Manteling als voor het bos
van het nieuwe buiten. Met de ontwikkeling van nieuwe landgoederen en
buitenplaatsen ontstaan impulsen voor particuliere bossen, voor bossen met
een eigen ziel en identiteit. Eigenzinnige landgoedontwikkelaars kunnen
eigenzinnige bossen tot ontwikkeling brengen. Hiermee ontstaan kansen
voor nieuwe, eigentijdse bosbeelden.
Nieuwe buitenplaatsen, zoals geformuleerd door het prijsvraagprogramma,
kunnen geen klakkeloze kopieën van het oorspronkelijke landgoedconcept
zijn. Daarvoor zijn de maatschappelijke omstandigheden te zeer veranderd.
Wel wordt er een knipoog naar het verleden gegeven.
Hoe verder?
Er wordt op vele fronten gewerkt aan het herstel van de buitenplaatsen van
de Manteling en mogelijk komt er een nieuw buiten tot stand. Tot nu toe is
vooral individueel naar de buitenplaatsen gekeken. Het is van groot belang
dat de onderlinge samenhang van de buitenplaatsen nader in beeld wordt
gebracht. De betekenis voor het landschap van Domburg en de individuele
mogelijkheden (potenties voor de toekomst) van de buitenplaatsen kan zo
inzichtelijk worden gemaakt. In dit verband moet, bij voorkeur via een stu
die, worden nagedacht over het economisch functioneren van de buiten
plaatsen. Indien de buitenplaatsen zelfstandig geld genereren, worden
middelen verkregen voor een duurzaam beheer. Economische activiteiten
mogen echter geen bedreiging vormen voor de aanwezige waarden. Een
dergelijke studie zou op basis van vrijwilligheid en in nauw overleg met de
eigenaren tot stand moeten komen. Het verleden heeft geleerd dat indien de
noodzakelijke middelen voor het beheer ontbreken er voor de buitenplaat
sen slechts een magere toekomst is. Op een moment dat het buitenplaatsen
beter lijkt te gaan mag dit aspect niet worden vergeten.
77