Kwaede grond en zachte zaevel... Figuur 4. Fragment van de 'Nebo-kaart', schaal 1:200.000. Hoewel de indeling van de legenda morfometrisch is, komt het globale bodempa troon overeen met de landschappelijke bodemkaart van Bennema en Van der Meer, waarvan deze kaart is afgeleid. geogenetische aspecten werd vervangen door kenmerken die aan de bodem zelf waren ontleend. Namen als poel-, kreekrug-, schor-, plaat- en kleiplaat- gronden komen in de legenda niet voor; in plaats daarvan spelen criteria als kalkrijkdom, textuur en humositeit met dikteklassen een belangrijke rol. Deze meer analytische wijze van indelen plaatste de samenstellers van deze kaart voor een groot aantal problemen. Die hielden vooral verband met de regionaal gehanteerde fysiografische indeling, volgens de school van Edel man, die ook Bennema en Van der Meer op Walcheren hadden toegepast. Een belangrijk bezwaar was, zoals we reeds zagen, dat de indeling van de kaarilegenda meer zei over de wijze waarop de grond was ontstaan dan over de profielkenmerken. Zo maken de 'poelgronden' in Zeeland, de 'broek- gronden' in het Westland en de 'komgronden' in het Gelderse rivierenge bied deel uit van geheel verschillende landschappen. Toch zijn de gronden meer aan elkaar verwant dan uit de indeling zou blijken. Het zijn namelijk alle drie laaggelegen, kalkloze, zware kleigronden. Zo kan een jonge kreekruggrond dezelfde kenmerken hebben als een schor- grond, namelijk kalkrijk en slibrijk. Het enige (niet-bodemkundige) ver- 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 91