Kwaede grond en zachte zaevel.
schil is de landschappelijke ligging. Verder is het onderscheid tussen kreek-
ruggronden en poelgronden gebaseerd op de geomorfologische ligging
(verschil in terreinvorm en hoogteligging). Gronden binnen dezelfde geo
morfologische eenheid kunnen echter geheel verschillende bodemkenmer-
ken hebben. Omgekeerd kunnen gronden binnen verschillende
geomorfologische eenheden dezelfde kenmerken hebben.
Een ander bezwaar is dat kenmerken die (mede(bepalend zijn voor het
onderscheiden van de ene grondsoort ten opzichte van de andere vaak niet
of slecht meetbaar zijn. Het is meestal moeilijk de ouderdom van de grond
gekoppeld aan de afzetting, te meten. Als oplossing gebruikten Bennema en
Van der Meer hiervoor de kalkrijkdom: kalkarme gronden oud en kalkrijke
jonger. Maar een dergelijke directe relatie bestaat niet. Het kalkgehalte
houdt niet alleen verband met de ouderdom van de afzetting, maar is ook
afhankelijk van bijvoorbeeld de snelheid van opslibbing.
De kaart verscheen in negen bladen en een legendablad. Kaartblad 7 van de
provincie Zeeland zag in 1960 het licht en de uitgebreide toelichting in
boekvorm kwam uit in 1965 (Van der Sluijs et al., 1965). De Nebo-kaart
had lot doel om de Commissie Onderzoek Landbouwwaterhuishouding
Nederland (COLN) die een onderzoek naar de waterhuishouding in de
Nederlandse gronden deed, bodemkundige gegevens te verschaffen.
Met de publikatie van de 'Nebo' werd een belangrijke fase in de ontwikke
ling van de veldbodemkunde afgesloten en begon een nieuw tijdperk met
het opstellen van een classificatie van de Nederlandse gronden als voorbe
reiding voor het vervaardigen van een nieuwe Bodemkaart van Nederland,
schaal 1:50.000.
Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50000
Aan het begin van de jaren zestig kreeg de toenmalige STIBOKA van de
minister van Landbouw en Visserij de opdracht voor het vervaardigen van
de systematische Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. De lessen
die de bodemkundigen bij de samenstelling van de 'Nebo' hadden geleerd,
konden nu in praktijk worden gebracht. Als eerst gold dat vooraf in een
legenda moest worden vastgelegd wat wel en niet moest worden onder
scheiden. Voor alles was het nodig om bodemprofielen van gelijke opbouw
overal hetzelfde te noemen. Medewerkers van de STIBOKA ontwikkelden
met behulp van het systeem van bodemclassificatie voor Nederland (De
Bakker en Schelling. 1966 en 1989), een algemeen geldende en voor het
hele land bruikbare legenda (Steur, 1966 en Steuren Heyink, 1991De eer
der genoemde fysiografische of landschappelijke benaderingswijze als
90