Kwaede grond en zachte zaevel. basis voor de indeling, zoals Bennema en Van der Meer die in navolging van Edelman hadden toegepast, werd hiermee verlaten. Uitgangspunt van het nieuwe systeem is dat de indeling van de gronden berust op kenmerken van de grond zelf, die door bodemvorming zijn ont staan en die tevens meetbaar zijn. Het is dus een pedogenetisch en morfo- metrisch indelingssysteem. Een bijkomend gevolg was dat de regionaal bekende namen het veld moesten ruimen om plaats te maken voor weinig aansprekende, algemeen geldende benamingen. Zo behoren de gronden op Walcheren, en dit geldt voor heel de provincie Zeeland, bijna allemaal tot de poldervaaggronden. Dit zijn kleigronden met een roestige gevlekte ondergrond, die niet slap is. De bovengrond is grijs en bevat weinig humus. De naam is gekozen omdat deze gronden vrijwel altijd in polders liggen. De dun overslibde gronden in de aan- en opwaspolders die Bennema en Van der Meer ondiepe plaatgronden noemden, heten in het nieuwe systeem voortaan vlcikvciaggronden met een kleidek. Hierop terugkijkend schrijft De Bakker (1995) in een artikel: "Het grote verschil met de eerdere benadering ligt in het feit, dat niet de veronderstelde landschapsgenese diagnostisch is, maar de daarmee samenhangende bodemeigenschappen die (liefst) morfometrisch omschreven konden wor den." Andere aardkundige kaarten, schaal 1:50.000 Naast de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, waren eerder de Geologische kaart (Van Rummelen, 1972) en de Geomorfologische kaart (Brus et al., 1986) op dezelfde schaal gepubliceerd. Alle drie kaarten bevat ten informatie over de aardkorst. De geologische kaart geeft de opbouw van de aardlagen tot een diepte van circa 10 meter weer; de geomorfologische kaart vermeldt de terreinvormen en hun ontstaanswijze en hoogteverschil len en de bodemkaart informeert ons over de allerbovenste laag van de aardkorst die betrekking heeft op het leven van mens, dieren plant. Het zou tot 1972 duren eer de geologische kaart van Staring op Walcheren een vervolg kreeg. Weliswaar was onder leiding van Tesch vanaf 1923 tot 1947 een geologische kaart vervaardigd, maar deze is nooit uitgegeven (Van Rummelen. 1972). Het onderzoek voor de nieuwe geologische kaart vond plaats in het kader van de Geologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000. Vanaf 1955 werd in drie fases, ondermeer ten behoeve van het Drie Eilanden Plan en de Deltawerken, aan de kaart gewerkt onder leiding van de districtsgeoloog van de Rijks Geologische dienst Van Rummelen. De resultaten zijn weergegeven op een kaart, schaal 1:50.000, met bijkaar ten en een uitgebreide toelichting (figuur 6). 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 94