Gestuwde voorjaarstrek van vogels langs de kust van West-Zeeuws Vlaanderen Het belang van radar De watervogels door Thijs Kramer Februari Maart Voorjaarstrek Met een meer dan gewone belangstel ling wordt in het voorjaar het weerbe richt beluisterd door het selecte gezel schap van vogelaars in West-Zeeuws Vlaanderen. Als de voorspellingen wij zen op een oosten of noordoostenwind is voor hen de nacht kort en onrustig. Nog voor zonsopkomst vertrekt men naar de zeedijk bij Breskens. Onderweg passeren in gedachten al duizenden zwaluwen langs de dijk, purperreigers en lepelaars hoog in de lucht en vlie gen groepjes steltlopers in grote regel maat de Scheldemonding op. Zo'n 200 meter ten westen van de vuurtoren wordt het stenen trapje beklommen. De eerste indrukken bevestigen de ver wachting van de door ervaring gelou terde vogelaar. In de luwte van het be tonnen gebouwtje, een oude verlaten radarpost, wordt de warme koffie inge schonken. De ogen blijven strak op het westen gericht het notitieblokje in de aanslag. Een laatkomer bestormt de trap„En, zit er trek?" Al bij de oudgedienden uit de vogelstu- diewereld was bekend dat in het najaar stuwing (concentratie) van vogeltrek plaatsvindt langs de Hollandse kust Zij bestudeerden en beschreven de trek van vinken en spreeuwen waarvoor de Noordzee een barière vormt, zodat ze de Hollandse duinenrij blijven volgen. Vogels werden voor het eerst op radar schermen opgemerkt gedurende de Tweede Wereldoorlog. Radarstations langs de Engelse oostkust sloegen her haaldelijk vals alarm tijdens de herfst maanden. Het duurde tot halverwege de vijftigerjaFen voordat onderzoekers zich goed begonnen te realiseren welke stu diemogelijkheden er met radar in het verschiet lagen. Naast het ringen van vogels heeft nu ook radaronderzoek het inzicht verruimd in het proces van de vo geltrek. Zowel 's nachts als overdag kun nen met radar trekbewegingen geregi streerd worden, evenals de trekrichting en trekhoogte. Meer problemen levert de determinatie van de vogels op. Grote trekbewegingen blijken zich op grote hoogte af te spelen en onttrek ken zich aan het oog van de veldwaar- nemer. Hoewel we al veel te weten zijn gekomen van de vogeltrek, blijft nog veel onduidelijk. De heren Wedts de Swart en Enkelaar ontdekten in 1971, dat grote aantallen zwaluwen de kust bij Breskens volgden. Voor het eerst werd stuwing in het voor jaar opgemerkt. Ze beschreven hun waarneming in het tijdschrift De Leven de Natuur. Door de toenemende activiteiten van de natuurbeschermingsvereniging 't Duumpje en de toename van actieve vo gelaars kwam er steeds meer belangstel ling voor vogelverplaatsing langs de kust van West-Zeeuws Vlaanderen. Sinds 1980 worden de trekbewegingen nauw gezet geregistreerd. De hernieuwde be- langstelling voor de zichtbare vogeltrek leidde in 1981 tot de oprichting van de Landelijke Werkgroep Vogeltrektel len. Sindsdien wordt er met overleg en op grote schaal studie verricht naar de vogeltrek in Nederland. Door het radaronderzoek weten we nu dat veel trekvogels 's nachts en/of op grote hoogte passeren. Bij tegenwind zoekt een deel van de trekkers de wind schaduw op van landschapselementen en volgt daardoor de topografische lij nen. Zodoende treedt bij noordoosten tot oostenwind stuwing op vanaf Gris Nez in Frankrijk, langs de Franse en Bel gische kust, totdat de kust bij Breskens naar het oosten afbuigt. De stuwing is dus maximaal bij Breskens. Een gedeelte van de vogels steekt hier over en ver spreidt zich over de delta. Voor een an der deel is de Westerschelde nog een te grote barrière. Deze vogels blijven de kust tot voorbij het land van Saeftinghe volgen. Het noordelijkste puntje van West- Zeeuws-Vlaanderen, zo'n200 meter ten westen van de vuurtoren van Breskens, leent zich zodoende het meest voor het waarnemen van deze gestuwde voor jaarstrek. Hierheeft't Duumpje danook haar trekpost gevestigd. De watervogels geven een extra dimen sie aan de trekpost Veel steltlopers en eenden trekken laag over het water langs de kust de Westerschelde op. Ook strandlopers en plevieren hebben de winter zuidelijker doorgebracht, een be langrijk deel in Midden Afrika Na een lange tocht door een gebied met weinig schorren en slikken trekken ze naar de delta De hongerige vogels strijken hier neer op de voedselrijke oevers en platen om weer op verhaal te komen. Ook die trekbewegingen vallen prachtig te be- kijken op de trekpost, waar je soms echt ogen tekort komt Het trekpatroonis erg afhankelijk van het weer. De grootste trekintensiteit vindt dus plaats bij oost-noordoosten wind, maar ook bij een andere windrich ting worden trekvogels gezien. Vooral in het vroege voorjaar kan de ochtendmist erg hardnekkig zijn. Terwijl de hemel helder is en de wind uit een gunstige richting blaast, zijn de vogelgeluiden niet van de lucht, maar frustreert het zicht de waarneming. Regen maakt het trektel- len tot een onaangename bezigheid, maar vogels trekken zich er soms niets van aan. Enkele van de sterkste trekbe wegingen werden vanonder een paraplu vastgesteld. Al in februari wordt soms het hoofd voorzichtig boven de dijk gestoken. Het beste bewijs dat de trekpost een uitste kende plaats is voor het opmerken van vroege aankomers onderde trekvogels is de waarneming van een boerenzwaluw op 8 februari 1982, eigenlijk zo'n 2 maanden te vroeg! In februari zijn er soms grote verplaatsingen van futen tot meer dan 1000 in anderhalf uur tijd, met daartussen een duiker of een zeekoet. Echte trek is dat nog niet Wel komen af en toe groepjes sijsjes voorbij en een ratelende grote lijster. Tegen het einde van de maand begint de kievitentrek op gang te komen. In flinke groepen trek ken deze prachtige vluchten weidevo gels voorbij. In maart komt de trek pas echt op gang, als het weer het toelaat Kauwtjes, roek, bonte kraan, bijna alle eendesoorten, kieviten, kluten, leeuwerikken en witte kwikstaarten zijn vogels die alle in maart gesignaleerd kunnen worden. Opval lend is dat sommige vogelsoorten elkaar graag vergezellen in één vlucht, bijvoor beeld kauw/kieviet en bergeend/kluut. Elk jaar brengt zo zijn verrassingen. Half maart 1983 passeerden er opeens flinke aantallen rietgorzen, soms meer dan 100 per uur. Voorgaande jaren had den we een dergelijk intensieve trek van de rietgors niet opgemerkt 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1984 | | pagina 16